96 In menig opzicht verdienen zij aanbeveling; 110 punten werden geplaatst, slechts een enkele ging verloren; na afloop der detailme ting werden zij op eene diepte van 20 tot 40 c.m. onder den bodem weggeslagen; op de wijze voor punten van driehoeksmeting gebrui kelijk werden zij aangemeten. Tot slot nog enkele opmerkingen aan de praktijk ontleend. Wanneer men bij eene hermeting gebruik wenscht te maken van een eenigzins uitgebreid polygoonnet, mag niet uit het oog worden verloren, dat dit net in het nauwste verband staat tot de overige trigonometrische werkzaamheden. Het is daarom onraadzaam, voor de veelal kleine hermetingen welke hier te lande worden uitgevoerd, de driehoeksmeting te ont werpen zonder met het polygoonnet rekening te houden; m. i. behooren het net van driehoeksmeting en het polygoonnet, gelijk tijdig over het terrein te worden gebracht. Men verkrijgt daardoor betere aansluiting en voorkomt tijdverlies bij de hoekmeting. De hoekmeting dient men met orde uit te voeren, d. w. z. vol gens eene schets, aangelegd op het bestaande kadastrale plan, van den geheelen trigonometrischen arbeid. De hoekmetingen verricht voor de driehoeksmeting houde men zorgvuldig gescheiden J) van de hoekmetingen verricht voor de po lygoonmetinghieronder ook te verstaan de hoekmetingen voor het polygoonnet te verrichten op punten van driehoeksmeting; houdt men zich hieraan niet, dan bemoeielijkt men zich noodeloos het gebruik van Tr. Fr. 19. Aanteekening in afzonderlijke registers. C. W. HOFFMANN.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 102