6 Liber II is opgedragen aan de baronnen Eras mus en Caspar van Sterrenberg. Toen Snellius in het voorjaar van 1615 de metingen in den omtrek van Leiden volbracht had, overreedde hij deze beide jonge edellieden om, met hunnen gouverneur Joan nes Philemon, als besluit hunner wiskundige studiën, hem in de „hondsdagenvacantie" te vergezellen op den tocht naar de meer verwijderde stations. Zij zijn Snellius zeker in veel behulpzaam geweest, maar het blijkt niet of zij de kosten droegen of zelf waar nemingen verrichtten. Snellius brengt hen in de opdracht en op p. 176 in hoogdravend latijn dank en lof. Caput 1. Snellius stelt voorop, dat eene meting nutteloos zou zijn voor anderen, wanneer deze de lengtemaat niet nauwkeurig konden afleiden. Zijn standaard was de Rhijnlandsche Roede, a 12 voeten. Voor het gemak der berekening verdeelde Snellius (p. 157) in navolging van Stevin die roede echter tiendeelig, maar geheel onnoodig noemt hij de Vi0 deelen ook voeten en de Vioo ook duimen, hetgeen meer dan één lezer in den war heeft gebracht, p. 122 wordt de triangulatiemethode in enkele woorden beschreven. Dan volgt eene uitwijding over Leiden, met de woordsafleiding Lugodunum duinzicht. Later geeft hij nog meer van zulke ver halen, o. a. p. 178 het beleg van Oudewater. Onderscheidene deelen van Snellius' boek schijnen ons langdradig, omslachtig en toch niet duidelijk toe, maar vergeleken met vele zijner tijdgenooten, b.v. Rheticus en Ricciolus is Snellius een beknopten schrijver, p. 124, 194, 264 geeft Snellius eene slechte houtsnede, die V04 roede in natuurlijke grootte voorstelt, maar hij erkent, dat papier na het drukken niet gelijk van lengte blijft. Vervolgens drukt Snellius de lengte van 17 binnen- en buitenlandsche, toenmaals in gebruik zijnde, voeten uit in duizendste deelen van den Rhijn- landschen. Zoo heet de Amsterdamsche voet 904; de Londensche 968; de Parijsche 1055. Pi card vond in 1667 voor deze laatste 30ooo/29 1034,5. Cap. 2. Vergelijking des Rhijnlandschen Voets met oudere maten. Snellius komt met veel omhaal tot het besluit, dat de Rh. V. volkomen gelijk is aan de oude Romeinsche Voet. Als men niet op een paar centimeters ziet kan hij wel gelijk hebben. Cap. 3. Vergelijking met de Romeinsche Stadiën.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 10