101
De astronomische waarnemingen waarvoor dat schoone gebouw uitsluitend
bestemd was hadden ten doel, regels vasttestellen voor de hemelbewegingen
der planeten, daarvoor was het noodzakelijk de waarnemingen uit vroegere
eeuwen met de tegenwoordige te vergelijken.
Men aarzelde niet de reis naar Alexandrië in Egypte het eenig overblijfsel
van het oude Babijlon, te ondernemen, ten einde de waarnemingen van
Hipparchus en Ptolomeus met die aan het Parijsche observatorium gedaan
te vergelijken.
Ook kende men de groote vorderingen die de astronomische wetenschap
aan Tyge Brahe verschuldigd was, die op het eind van de 16de eeuw
de Uranienburg op het eiland Hwen in de Sond op 6 mijlen afstand van
Koppenhagen had laten bouwen alwaar hij zijne waarnemingen verrichtte.
Door de akademie van wetenschappen werd aan P i c a r d opgedragen
die vergelijking te verrichten en tevens nategaan hoever de meridianen van
de plaatsen waar Brahe zijne waarnemingen had gedaan van dien van
Parijs verwijderd waren, alsmede om de poolshoogte met die van Parijs te
vergelijken.
Ie dien einde begaf hij zich in 1671 over Amsterdam naar „de Uranienburg.
In Holland had hij gelegenheid de verhouding van de Parijsche- tot de
Kijnlandsche voet nategaan en tevens de resultaten zijner hier na tevermelden
graadmeting met die van den Hollandschen geleerden B 1 a e u*), bekend om
zijne voortreffelijk vervaardigde land- en zeekaarten, die dezelfde werkzaam
heden in ons land had verricht te vergelijken, uit welk onderzoek bleek dat
de uitkomsten hunner arbeid bizonder overeenstemden en het verschil van
een graad slechts 5 roeden of 60 rijnlandsche voeten bedroeg.
Het verschil van meening dat tot nog toe bestond omtrent de grootte der
aarde noopte de Fransche Akademie van wetenschappen aan Picard het ver
richten van eene nieuwe graadmeting optedragen.
Picard die met den beroemden sterrekundige d' A u z o u t aan de astro
nomie een grooten dienst heeft bewezen door op de groote instrumenten ver
rekijkers en micrometers in plaats van vizieren in toepassing te brengen')
volgde het voorbeeld van Snellius en met uitzondering van de slingermetin
gen die niet zeer nauwkeurig waren voerde hij de bewerking met groote
nauwgezetheid uit.
len einde zekerheid te hebben dat de toise waarmede hij de meting van
Volgens Vossius is Blaeu reeds in 1638 overleden en moet Picard den zoon Johannes
Blaeu gesproken hebben.
-) Reeds in het jaar 1608 hadden Lippershey te Middelburg en Jacob Adriaansz.
bijgenaamd Metius de verrekijkers uitgevonden. De Engelschman Gascoigne (1640)
ging weder eene schrede verder door in het brandpunt van zijnen kijker kruisdraden aan-
tebrengen.