102
de basis verrichtte ten allen tijde met de grootste nauwkeurigheid kon wor
den teruggevonden, en te verhoeden dat zij hetzelfde lot zou ondergaan van
de meeste andere maten waarvan alleen de naam is overgebleven, kwam hij
op het denkbeeld hare lengte aan eene oorspronkelijke maat die aan de na
tuur zelf was ontleend te verbinden, zoodoende zou zij onveranderlijk zijn en
als algemeene maat kunnen dienst doen.
Te dien einde heeft hij met behulp van een groot uurwerk de lengte van
den enkelvoudigen slinger bepaald waarvan iedere slingering of vrije beweging
ééne secunde duurde.
Die lengte bedroeg, berekend naar de toenmaals in Frankrijk meest gebrui
kelijke toise van het „grand Chatelet" te Parijs 36 duim 81/a lijn, vorenge
noemde toise bevatte 6 voet, de voet 12 duim en de duim 12 lijnen.
De eenvoudige slinger bestond uit eenen koperen kogel van een duim mid
dellijn opgehangen aan de nerf van een aloëblad.
Hare lengte werd gemeten van de hoogte van den draad tot aan het mid
denpunt van den kogel, terwijl de middellijn van den kogel het 36ste gedeelte
van de lengte van den draad niet mocht te boven gaan, voorts zorgde hij
dat de slingeringen klein waren, daar ze boven eene bepaalde grootte van
ongelijken duur werden.
De beide uurwerken die nauwkeurig volgens de beweging van de zon gere
geld waren vertraagden slechts 3m563 bij iederen terugkeer van eene zelfde
vaste ster in den meridiaan en wel met zulk eene regelmatigheid dat zij ge
durende verscheidene dagen niet meer dan ééne secunde van elkaar verschilden.
Hij liet dan een eenvoudigen slinger in den zelfden zin bewegen als die van
deze uurwerken en kwam van tijd tot tijd daarna zien, want hoe weinig
deze slinger ook verschilde van 36 duim 81/, lijn toch bemerkte hij binnen
het uur reeds eenige afwijking, deze was echter zoo gering, (bij eene aan
zienlijke temperatuurs verlaging b. v. des winters bedroeg de vermindering
der slingerlengte slechts Vio lijn) dat hij bovengenoemde lengte als maat voor
den slinger heeft vastgesteld.
Had men eenmaal de lengte van een secundenslinger gevonden, uitgedrukt
in de gebruikelijke maat van ieder land, dan kende men tevens de verhouding
der verschillende maten onderling.
De lengte van den secundenslinger zou dan den astronomischen straal1)
genoemd kunnen worden waarvan een derde de algemeene voet, het dubbele
de toise zou zijn die zich zou verhouden tot de Parijsche als 881:864, voorts
zou de Rijnlandsche roede gelijk zijn aan viermaal de straal en eindelijk zou
de mijl 1000 roeden bevatten.
Het is duidelijk dat de lengte van den secundenslinger geene verandering
De astronomische straal als eenheid aan te nemen, was een denkbeeld van Huygens
afkomstig.