105 voor verificatie nog eene basis gemeten nabij Duinkerken van 5464 toisen eene tweede nabij Perpignan van 7246 toisen. Door vergelijking der metingen in het noorden en zuiden van Parijs ge daan scheen het dat de graden van den meridiaan grooter werden hoe meer men den equator naderde, hetgeen sloot met de bewering van hen die meen den dat de as der aarde grooter was dan de middellijn. Het grootste verschil bedroeg echter slechts ruim 31 toisen per graad, een verschil dat met een boog van twee secunden overeenkwam. De verhou ding der assen was ongeveer als 95:96. Dit geringe verschil zou waarschijnlijk niet belet hebben dat men het vraagstuk betrekkelijk de grootte der aarde voor voldoende opgelost had gehouden ware het niet dat de resultaten in strijd waren met de nog niet lang geleden verkondigde meening van Huygens en Newton die be weerden dat de aarde niet een zuiver bolvormig maar een aan de polen afgeplat omwentelingslichaam was. Huygens was tot die meening gekomen door de enkele door hem ge vonden theorie der middelpuntvliedende kracht, Newton door de gevolg trekkingen gemaakt uit dezelfde theorie en uit zijne hypothese voor eene al- gemeene aantrekking der lichamen op aarde. Verder dan ooit was men thans weder van de oplossing verwijderd, heftig was de strijd die van dit oogenblik tusschen de aanhangers van Newton en de Fransche geleerden ontstond. Een hartstochtelijke wedstrijd werd in Engeland en Frankrijk aangevangen in het uitvoeren van graadmetingen waaraan later ook door bijna alle landen van Europa werd deelgenomen, zelfs buiten Europa tot in China werden door zendelingen de mededeelingen der Europeesche graadmelingen overgebracht, en een oogenblik zelfs scheen het alsof men in het verre Oosten van Azië deelen wilde in den strijd die het Westen van Europa in beroering bracht; in 1702 namelijk werd in China bij Peking op last van keizer Camby eene graadmeting uitgevoerd onder leiding van pater Thomas in tegenwoordig heid van een Chineeschen prins. Voor een boog van l?lm32s werd eene lengte gevonden van 200 Chinee- sche stadiën, overeenkomende met 72000 „geometrische passen". Daar een geometrische pas gelijk aan 5 voet en de verhouding van den Chineeschen tot den Romeinschen voet als 16:15 was, terwijl de laatste overeenkwam met 131.5 Parijsche lijnen, werd de lengte van den graad volgens deze berekening gelijk aan 56987.9 toisen. Dit begin was echter tevens het einde der Chineesche graadmetingen. Doch keeren wij tot Europa terug. Het eerste resultaat der theoretische beschouwingen van Huijgens was de ongelijkheid van het gewicht der lichamen op verschillende breedten, een ge volg van de vermindering die de aantrekkingskracht door de middelpunt-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 127