106
vliedende kracht ondergaat, waaruit hij afleidde dat de aarde een soort van
uitwas aan den equator moest hebben terwijl zij aan de polen een weinig
moest zijn afgeplat. In 1690 verscheen van Huijgens „Cause de la Pesanteur"
eene verhandeling over den vorm der aarde; volgens de daarin ontwikkelde
denkbeelden ging de aantrekkingskracht geheel van het middenpunt der aarde
uit en was voor alle punten op denzelfden afstand van het centrum der aarde
verwijderd gelijk. Newton bracht in zijn werk „Philosophiae naturalis princi
pia mathematica" hetwelk in 1687 was verschenen, deze resultaten in verband
met de wet der algemeene aantrekking.
Hij begreep dat de afgeplatte vorm welke bij alle planeten die om eene
as wentelen (Jupiter) een gevolg was van de aantrekking zelf der deelenvan
iedere planeet en van de middelpuntvliedende kracht, maar voordat die
beide krachten eene dergelijke uitwerking konden hebben was het noodig
dat die lichamen eerst vloeibaar waren geweest; hij nam ze dus in dien
toestand en toonde daarna aan hoe men de afplatting van eene planeet kan
bepalen uit de intensiteit der zwaartekracht en de snelheid van hare wenteling,
hare massa homogeen veronderstellende.
Deze theorie toegepast op de aarde gaf eene verandering van het gewicht
der lichamen weinig verschillende van dat door Richer waargenomen
echter eenigszins geringer, hetgeen bewees dat de aarde is samengesteld uit
lagen waarvan de dichtheid aangroeit van de oppervlakte naar het midden
punt zooals C 1 a i r a u t heeft aangetoond in zijn werk „Figure de la terre"
dat in 1743 het licht zag.
Het gewicht van een lichaam, wat niet anders is als de resultante van de
aantrekking die de aarde op de verschillende deeltjes van dat lichaam uit
oefent verminderd met de middelpuntvliedende kracht, neemt dus toe met de
breedte van de plaats waar het zich bevindt.
Met Huijgens veronderstelde Newton dat de aarde eene omwentelings-
elipsoide was, omtrent de grootte der afplatting verschilden zij echter
van meening.
Volgens Huijgens is de vermindering van de aantrekkingskracht die de
middelpuntvliedende kracht aan den equator veroorzaakt en wordt de
289
afplatting volgens zijne veronderstelling dat de zwaartekracht geheel van het
middenpunt der aarde uitgaat
578
Volgens Newton moest de afplatting -i- bedragen wilde er evenwicht in
232
die elipsoide kunnen bestaan.
De juistheid van de hypothese van Newton werd voor de eerste maal aan
getoond door Maclaurin in zijn beroemd werk „des Fluxions" uitge
komen naar aanleiding van eene prijsvraag in 1740 door de Fransche akademie
i