Ill Eene zelfde toise bleef aldaar berusten om na afloop der reis met de ge bruikte te worden vergeleken. De basis van het driehoekennet, bestaande uit 33 driehoeken, in de vlakte van IJarougui van Carabourou tot Oyambaro werd tweemaal gemeten; op de lengte 6272 toisen gaven die metingen slechts een verschil van 3 duim. Voor verificatie mat men eene tweede basis van 5259 toiten in de vlakte van Tarqui. Voorts werden de eindpunten blijvend verzekerd door in den bodem gemetselde molensteenen. Met een sector van 12 voet straal werden de zenithsafstanden der uitein den van de basis Tarqui en Cotchesqui ten opzichte van het sterrebeeld „Orion" bepaald, hetwelk zich bijna op gelijke afstanden van die beide punten bevond. De lengte van den gemeten boog (3s7m) bedroeg 176.950 toisen of de lengte van één graad 56775 toisen. Deze boog werd door Godin ongeveer 20 minuten verlengd, voor de lengte van den graad tusschen Cuenza en Mira een boog van 3fc'26m52s vond hij 56768, deze laatste meting moet echter niet met die nauwkeurigheid zijn verricht als waarop de eerste mag roemen. Wanneer men in het door Lacondamine uitgegeven werk „Journal du voyage ÈL 1' equateur" de moeielijkheden aan deze expeditie verbonden, de meeste driehoekspunten waren op bergtoppen ruim 2000 toisen boven de oppervlakte der zee geplaatst (Pitchincha, Pamba-Marca enz.) en tevens de talrijke voorzorgen bij het meten der hoeken, het regelen der slingeruur werken nagaat, is het te verklaren dat in plaats van 4 jaar zooals de on dernemers meenden de tocht 10 jaren heeft geduurd. Eerst in het jaar 1745 kwamen zij in Frankrijk terug. De tweede expeditie die in April 1736 naar Lapland vertrok bestond uit Clairaut, Camus, Lemonnier, de Maupertius, den abt O u t h i e r waarbij zich nog voegde C e 1 c i u s, hoogleeraar te Upsala, en voorts de secretaris de Sommereux en de teekenaar d' H e r b e 1 o t. Bezwaarlijk was het in zulk eene onherbergzame streek een geschikt net van driehoeken te plaatsen; na veel moeite slaagden zij er in eene serie driehoeken ingesloten door een zevenhoek met eene geschikte gelegenheid om eene basis over het ijs te meten samentestellen waarvan Tornêa en Kittis de eindpunten waren. De basis Poiky rornêa-Niemisby ter lengte van 7406 toisen 5 voet werd gemeten met behulp van 8 roeden ieder van 30 voet lengte. Door middel der zenithsafstanden ten opzichte van het sterrebeeld „de draak" werd met een sector van 9 voet straal vervaardigd, door Graham de amplitude 57m28s3/t van den gemeten boog bepaald. De lengte van dien boog bedroeg 55023x/i of de graad 57437 toisen. De Maupertius heeft de navolgende formule gevonden voor de bepaling

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 133