113 Niettegenstaande deze verschillen gaven de resultaten voor de graden ten zuiden van Parijs eene nog grooter waarde dan volgens de eerste meting was gevonden. Toen de metingen tot Rodès waren voortgezet en men daar eene kleinere waarde voor den meridiaangraad tusschen deze plaats en Bourges vond was men wel genoodzaakt öf aanzienlijke dwalingen in de werkzaamheden van Picard te veronderstellen óf wel eene onregelmatigheid in den vorm der aar de aantenemen. De metingen werden tot Perpignan voortgezet, ook hierna werd dezelfde waarde voor den graad gevonden als tusschen Rodès en Bourges was bepaald. Meer en meer werden nu de metingen door Picard verricht twijfelachtig vooral toen ook de Maupertius en Clauraut die zich na hunne terugkomst uit Lapland met berekeningen van het Fransche driehoekennet bezig hielden, dwalingen in het werk van Picard aantroffen en daarom besloten alle werk zaamheden door laatstgenoemden geleerde verricht te verifieeren. Van deze verificatie verwachtte Cassini(ii) alles goeds voor zijne waarnemin gen, hij zelf besloot zich zekerheid te verschaffen door de grootte van lengte graden en hunne verhouding tot breedtegraden te bepalen. In 1733 was eene dergelijke graadmeting verricht door Cassini Sr.(i) in vereeniging met M u r a 1 d i. Door den finantie-controleur Orry belast de meetkunstige beschrijving van geheel Frankrijk daar te stellen had hij ter bepaling van de lengte van pa rallelcirkels, door een net van driehoeken de lengte van den parallelboog die door het observatorium van Parijs ging tusschen Malo ten westen en Straats burg ten oosten gemeten. De uitkomsten dezer meting die volkomen overeenstemden met de resulta ten der breedte-graadmetingen tot nu toe in Frankrijk verricht, waren bijge volg ook in strijd met de beweringen van Huygens en Newton. De bepaling van het lengteverschil tusschen twee plaatsen op aarde was vooral in dien lijd toen de voortreffelijke chronometers nog niet bestonden en de telegraphie hare diensten nog niet kon bewijzen veel moeilijker dan de bepaling van het verschil in breedte. Dit was zeker wel de oorzaak dat lengtegraadmetingen ook zelfs in lateren tijd zeldzamer waren dan de metingen van breedtegraden. Gewoonlijk nam men ter bepaling van het verschil in tijd tusschen twee plaatsen het oogenblik waar dat verduisteringen van de zon, van de satellieten van Jupiter of van sterbedekkingen door de maan in beide plaatsen werden waargenomen. Fouten door maanparallax ontstaan en gebrek aan nauwkeurig geregelde uurwerken maakten de waarnemingen meestal onzuiver. Huijgens verdient onder de beoefenaars der natuurwetenschappen, wier streven het was nauwkeurige uurwerken te vervaardigen, eene eerste plaats. Tijdschrift Kadaster 1889

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 135