117 De tot nog toe verrichte metingen waren allen uitgevoerd op het noorde lijk halfrond, de meting die la C a i 11 e in 1750 toen hij naar het voorge bergte van de kaap de Goede Hoop ging om de maanparallax te bepalen was daarom belangrijk wijl zij op 33? zuiderbreedte werd uitgevoerd. Met behulp van slechts 4 driehoeken werd de lengte van een boog met eene amplitude van l&13m17s.5 gemeten. Met eene ijzere toise werd de lengte van de basis op 6467 toisen bepaald. Voor de lengte van den boog vond hij 69.669,1 of voor één graad 57.034,4 toisen. Volgens deze meting was de lengte van een graad in het zuidelijk halfrond op 33ó'20mbreedten gelijk aan den graad in het noordelijk halfrond op 45= breedte. Toen de uitkomst dier meting niet in overeenstemming bleek met eenen regel- matigen vorm der aarde, waren sommigen geneigd dit aan de onvolkomenheid der uitvoering, anderen aan de ongelijkvormigheid van den halven bol toe te schrijven. Door den Engelschen astronoom M a c 1 e a r werd in 1848 eene andere meting van een boog aan de Kaap beëindigd. Zij ving bij het noordelijk punt van de meting van la Caille aan, en strekte zich ongeveer 31/2 graad verder naar het noorden uit. De lengte van den graad op 35£43m20s zuiderbreedte werd door hem bepaald op 56932.5 toisen; de meening van la Caille dat er verschil tusschen de lengten der graden van het noordelijk en zuidelijk halfrond zou bestaan werd dus niet bevestigd door deze meting. Na vorengenoemde groote expedities vingen meerdere staten aan graadme tingen te verrichten. In Italië voerden de paters Le Maire en Boscowich onder paus Benediktus XIV van 17511753 in eene bergachtige streek eene graadmeting uit in den Kerkelijken staat. De bizonderheden dier meting werden beschreven in „De Litteraria Expeditione per Pontificiam Ditianem in 1755 te Rome verschenen. Zij maten een boog van den meridiaan van Rome tot Rimini. Hunne ma ten uitgedrukt in „passen", de maat van het land, werden zorgvuldig met de Fransche toise vergeleken. Eene basis van 6139.5 toisen op de Via Appia en eene verificatiebasis van 6037.6 nabij Rimini aan de kust werden bepaald met houten roeden van 27 palmen ongeveer gelijk aan 18 Fransche voeten, voorts werden de hoeken gemeten met een door een geestelijke vervaardigd kwadrant van drie voet straal. Voor den meridiaanafstand vonden zij 161.253,6 passen die gelijk waren 123,221.3 toisen, terwijl het verschil in breedte der eindpunten van den boog 2»9m47s bedroeg. De lengte van één graad werd dus berekend'op 59.966,3 doch na eenige later aangebrachte verbeteringen op 56.979 toisen. In 1768 voerde pater Beccaria eene graadmeting uit in de vlakte van Turijn tusschen Mons Regalis (Mondovi) en Andrate.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 139