9 Cap. 8 beschrijft het primaire net, fig. 1, in 33 problemata. Hierbij een kaartje, waarop behalve de hoekpunten nog een aantal andere steden zijn aangeteekend. De driehoekszijden zijn niet getrokken en het geheel is onduidelijk en onnauwkeurig: b, v. A, H, R, W en B zijn door ééne rechte lijn verbonden. De letters zijn bij Snellius weer treurig: dikwijls is een station met de beginletter van den naam eener naburige stad aangeduid, b. v. Dordtrecht met R, Oudewater met M. Er bestonden, zoo ver ik weet, nog geen bruikbare teekeningen van primair net en basesnetde mijne heb ik nauwkeurig volgens de opgaven van Snellius geteekend, maar zijne letters heb ik door beter begrijpelijke moeten vervangen. Bij probl. 1 spreekt Snellius over de vele moeielijkheden bij zijne meting ondervonden, over het centreeren, over de wensche- lijkheid om steeds alle hoeken van een driehoek te meten, enz. In probl. 4, 5 en 6 komen grove druk-, schrijf- en rekenfouten voor. Bij probl. 9 wordt de komst der Jonkers Sterrenberg ver meld en worden de hoekmeetinstrumenten beschreven. Probl. 9bis behandelt eene nieuwe basis lang 166 R, waaruit direct de tienmalen zoo groote afstand Om wordt afgeleid. De punten m (ontfoort) en w (oerden) hebben met het primaire net niets te makenook O had zonder bezwaar voor de graadmeting achterwege kunnen blijven en Z direct met G verbonden kunnen worden. In 5 behandelen wij al de problema's in bijzonderheden. De hoekwaarnemingen zijn waarschijnlijk allen in den zomer van 1615 en in de volgorde der problema's verricht. Oorspronkelijk waren nog meer hoekpunten in het net opgenomenin de lijst der torens, p. 195, komt ook Gorinchem voor. Cap. 9. Snellius had het azimut der driehoekszijde LH be paald, waaruit die van AL en AB konden afgeleid worden. Te A, B en L zijn de poolshoogten bepaald. Snellius berekent nu het net, alsof alle punten in hetzelfde platte vlak liggen en alle meridianen evenwijdig loopen. Hij meent dat spherische trigonometrie hier onnoodig is, omdat boog 1° slechts V90000 van koorde 1° ver schilt. Cassini, Mussc henbroek en van Beeck Cal- k o e n hebben met dit onvoldoende argument genoegen genomen. In werkelijkheid bedraagt de convergentie der meridianen van A en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 13