118 De uitkomsten werden neergelegd in het werk „Gradus Taurinensis". Voor den meridiaanboog met eene amplitude van 1°7'44",7 vond hij eene lengte van 64890 toisen of voor een graad 57,468 toisen. Houten roeden vergeleken met eene ijzeren toise, die nauwkeurig door La- condamine in overeenstemming gebracht met de „toise du Pérou" gebruikte Beccaria tot het meten van eene basis van 6501 toisen voor zijn driehoekennet. Baron Zach die de metingen van Beccaria heeft herzien vond op de zijde Superga—toren St. Jean een verschil van 14 toisen en in de hoeken ver schillen tot drie minuten. In 1809, toen Fransche ingenieurs na de triangulatie van Lombardije dezelfde werkzaamheden voortzetten in Piemont, besloten zij de door Beccaria gemeten boog door een driehoek van de eerste orde in hun net op te nemen, waarvan de hoekpunten zouden zijn: de koepel van de kerk van Crau, de koepel van de basiliek van Superga en de toren van Massé. Van dien driehoek in zuidelijke richting zou het net zich tot Mondovi uitstrekken. Zooveel mogelijk trachtten zij gebruik te maken van de stations waarop Beccaria zijne hoeken had gemeten, daar echter op ééne dier stations: de „Col del Timone" door Beccaria geen blijvend signaal was geplaatst en daar de grootte van het door hem gebruikte ijzeren kwadrant hem noodzaakte zoo min mogelijk torens tot waarnemingsplaatsen te kiezen, bleek het den Fran- schen ingenieurs weldra ondoenlijk dit plan uit te voeren. De Piemonteesche officieren P 1 a n a en C a r 1 i n i die in 1822 deel uit maakten van de expeditie belast met het meten van een boog van een parallelcirkel van Marennes nabij Bourdeauxen Padua (waarover later) hebben het werk van de Fransche ingenieurs hervat en vorengenoemd net door twee driehoeken van de eerste orde tot Andrate verlengd. Deze meting kan als eene geheel nieuwe meting van den boog van Beccaria wor den beschouwd,daar van geen der gegevens van de eerste meting is gebruik gemaakt. De zijde Superga-Massé waarvan men bij de berekening van het net is uitgegaan en die ook door Beccaria was gemeten werd afgeleid uit het net van driehoeken noodig voor de bepaling van den boog van vorengenoemden parallelcirkel welk driehoekennet weder steunde op de basis van de meting in 1790 door Mechain én Delambre in Frankrijk verricht. Als uitkomst van deze meting (18091822) werd voor den meridiaanboog Andrate—Mondovi eene lengte gevonden van 64849.8 toisen of 126394.6 meter, bij eene amplitude van l°7m31s.07, dus een verschil van ongeveer 13" met die door Beccaria bepaald. De breedten der eindpunten van den boog werden met een repetitiecirkel bepaald en de afplatting berekend op gQg^Qg In Moravië en Hongarije bepaalde Liesganing in 1762 de lengte van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 140