119 een meridiaanboog van Sobieschitz en Brünn over het Weener observatorium, en Gratz naar Varasdin. (Dimensio graduum Viennensis et Hungarici). De Weener vadem waarmede de basis gemeten werd, was nauwkeurig met eene Fransche toise door Lacondamine en la Caille in overeenstemming gebracht met de „toise du Perou" vergeleken, het ijzeren kwadrant van 21/, voet straal waarmede de hoeken werden waargenomen, herhaaldelijk op aller hande wijzen onderzocht, terwijl de sector voor de bepaling der breedte van de beste constructie was. Niettegenstaande al deze voorzorgen heeft de meting geene bruikbare resul taten voor de bepaling van de afmetingen der aarde opgeleverd. Zach heeft namelijk in de „Correspondance astronomique" verschillende onjuistheden aangetoond in het werk van Liesganing, onder anderen zou hij voor de breedtebepaling in plaats van „de draak" het sterrebeeld „Hercules" gebezigd hebben, en meer anderenP a s q u i c h ging nog eene schrede verder met aantetoonen dat de waarnemingen vervalscht zijn. Door middel van eene basis van 6238 toisen gemeten tusschen Neuwstadt en Neunkirch en eene verificatiebasis bij Marchfeld van 6388 toisen berekende Liesganing de lengte van den meridiaanboog Sobieschitz-Varasdin op 172.796 weener vademen en bepaalde het verschil in breedte op 2?56m45s.5 of een graad 58.655 vademen 57.077 toisen. Bij de meting van een anderen boog in de vlakte van de Theis van Kis- teleck tot Petervaradin gelijk 59.990 vademen waarbij het breedteverschil der eindpunten van den boog l&lm343.5 bedroeg vond Liesganing voor een graad 58.453 vademen gelijk 56.881 toisen. Ook aan de resultaten dezer meting kan echter niet veel waarde worden gehecht wegens het groote aantal kleine driehoeken waaruit het driehoeken- net was samengesteld, een noodzakelijk gevolg van de gesteldheid van het terrein. Toen in 1764 aan den Engelschman Charles Mason en den Ame rikaan Jeremiah Dixon werd opgedragen de grensscheiding tusschen Maryland en Pennsylvanie in Noord Amerika vasttestellen, en zij te dien einde eene lijn moesten uitzetten tusschen Cheasepeak-en Delaware baai kwamen zij tot de ontdekking dat dit terrein bizonder geschikt was om eene graadmeting uittevoeren. Op hun voorstel werden zij door de Engelsche regeering met de uitvoering belast, en van de beste instrumenten, waaronder een sector voor de breedtebepaling toebehoorende aan Mr. Penn, voorzien. Deze meting is vooral daarom belangrijk wijl zij afweek van alle tot nog toe sedert Norwood verrichte metingen, doordien de geheele afstand tusschen de eindpunten van den boog 100 mijlen lang direct door hen werd gemeten met den ketting die nauwkeurig vergeleken was met een koperen roede van vijf Engelsche voeten, door Bird vervaardigd. Voor de geheele lengte vonden zij 538.067 voet en voor het verschil in breedte ls28m45s of voor een graad 363.763 voet of 60.627 vademen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 141