MEDEDEELINGEN OVER DE TRIANGULATIE VAN
NEDERLAND.
Het is genoeg bekend, dat bij iedere meting, wil men tot goede
resultaten geraken, van het groote in het kleine gewerkt moet worden,
niet het minst waar het de opmeting van een geheel Rijk betreft.
Wilde men met de details beginnen, het eene perceel land na het
andere opmeten en deze perceelen dan successievelijk aan elkander
voegen dan zouden de onvermijdelijke fouten die daarbij gemaakt
worden zich steeds sterker en sterker doen gevoelen hoe verder men
met de metingen vorderde en na korten tijd tot resultaten voeren
die geheel onbetrouwbaar zouden blijken. Men slaat dan ook een
anderen weg in. Op het op te nemen terrein worden eerst enkele,
betrekkelijk weinige punten met groote nauwkeurigheid bepaald. Door
deze punten en de lijnen die die punten onderling verbinden wordt
een net gevormd, waarin dan verder de details worden ingevoegd.
Op deze wijze te werk gaande, kan men aan de opname van die
weinige punten alle mogelijke zorg besteden om hunne betrekkelijke
ligging zoo nauwkeurig mogelijk te bepalen, zonder dat de daar
voor noodige arbeid al te omvangrijk wordt. Bij de opmeting van
de verdere detailpunten, waarvan het aantal natuurlijk zeer belang
rijk grooter is, kan dan met eene veel mindere nauwkeurigheid vol
staan worden, omdat de onvermijdelijke fouten, die daarbij gemaakt
worden, zich niet kunnen voortplanten op de details in een ander
gedeelte van het net gelegen.
Wat de opmeting van het net betreft, dient men er op te letten,
dat het onmiddellijk meten van de afstanden van punten meestal
zeer bezwarend is, het meten van hoeken daarentegen betrekkelijk
veel gemakkelijker gaat. Het is daarom dat het net steeds zoodanig
Deze mededeelingen, door Prof. Dr. C. M. Schols gedaan op het
tweede Ned. Natuur- en Geneeskundig Congres te Leiden 26 April 1889,
werden ons door Z.H.G. welwillend ter plaatsing afgestaan. Red.