142
9 der resolutie dd. 15 Maart 1839 n° 62 (Regie en Dom"), hou
dende bepalingen ter voorbereidende daarstelling Van de vereenigde
dienst van de bewaring van de hypotheken en het kadaster (opge
nomen onder n° VIII van n° XVI der genoemde reeks circulaires)
voorgeschreven, dat bij de provinciale bewaarders moesten worden
overgebracht o. a. de veldaanteekeningen der landmeters.
Bij de opheffing der provinciale bewaringen (1 Januari 1844)
werd bepaald, (zie de algemeene circ. n° 690), dat van deze naar
de bewaringen van de hypotheken en het kadaster moesten worden
overgebracht o. a. de kadastrale minuutplans enz. zonder dat daarin
met name sprake is van de veldaanteekeningen. Zouden deze
soms in de provinciale archieven of bij de controleurs gebleven zijn?
En zouden van de veldaanteekeningen, betrekkelijk de oorspron
kelijke kadastreering er ook niet in de archieven der provinciën
kunnen berusten, in aanmerking genomen de oude betrekking tus-
schen de hoofden der gewestelijke besturen en het kadaster?
Het is dunkt mij wel waarschijnlijk. Naar ik vernomen heb,
heeft indertijd de Ingenieur-Verificateur te Leeuwarden, wijlen de
Heer Busing aldaar eene belangrijke vondst van beide soorten
van veldaanteekeningen gedaan in genoemd archief en zijn die toen
overgebracht naar het archief van de bewaring.
Een onderzoek zou in deze mogelijk veel van 't verloren ge
waande doen vinden.
Naar ik wel eens vernomen heb van landmeters, die bij de daar
stelling van het kadaster werkzaam geweest zijn, is er echter van
de door hen vervaardigde veldaanteekeningen ook wel onder hen
berustende gebleven.
Voor de vernieuwing van beschadigde minuutplans van terreinen,
die nog geene hermeting behoeven, en in menig ander opzicht zou
het weder opdelven van die oorspronkelijke veldaanteekeningen zeker
eene gebeurtenis zijn, waardig om geboekstaafd te worden in de
geschiedenis van ons grondbelasting-kadaster.
H. ten Oever.