144 eene onveranderlijke maat vast te stellen, waarvan het origineel aan de natuur zelve ontleend zou zijn, en die tevens de basis zou kunnen worden van een stelsel, waarvan alle gebruikelijke maten op eenvoudige wijze konden worden afgeleid. Wij zagen uit het voorgaande reeds hoe Huygens de lengte van den enkelvoudigen secondenslinger onder den naam van astronomischen straal, eenheid van een algemeen stelsel wilde maken, doch dat die maat, het voor naamste vereischte van tevens eene onveranderlijke te zijn misteook Cassini stelde in de la grandeur et de la figure de la terre" voor als eenheid van een algemeen stelsel van maten de geometrische voetdie het 6000ste gedeelte van de minuut van den grooten cirkel zou zijn, of wel een vadem van twee van die voeten, die het tien milloenste deel van de halve middellijn zou uitmaken of eindelijk eene toise van 6 van die voeten, waarna de graad 60.000 toisen zou bevatten. Dit denkbeeld verschilde weinig van dat van M o u t o n die in een werk, in 1670 te Lyon gedrukt, voorstelde voor de eenheid de minuut van den graad aan te nemen die hij „mijl" noemde. De indeelingen dezer groote eenheid waren alle tiendeelig, hij gaf ze de namenCentura, Decuria, Virga, Virgula, Decima, Centesima of StadiumFuniculusVirga, Virgula, Digitus, Granum, Punctum, (Observationes diametrorum p. 427). Het denkbeeld eene onveranderlijke maat te bezitten dagteekent reeds van veel vroegere] tijden. Paucton in zijne métrologie p. 102 en Ba illy in zijne „Histoire de l' astronomie modernedeelt hieromtrent mede, dat reeds de Egyptenaren hunne maten aan de zijde der groote piraimiden ontleenden, welke zijde 500 maal genomen nauwkeurig de waarde van den graad zou zijn. Hoe dit echter zij, het denkbeeld moge niet nieuw zijn geweest, de prak tische uitvoering dagteekent eerst van de Fransche revolutie. Toen eenmaal het denkbeeld den bijval der wetgevende vergadering ver worven had, was de Fransche natie er het volk niet naar lang met de prak tische uitvoering te dralen. Het Engelsche parlement werd verzocht met de Nationale vergadering mede te werken, opdat onder bescherming der beide natiën een gelijk aantal leden der akademien van wetenschappen zich kon vereenigen, ten einde er over te beslissen of men uit de lengte van den slinger op eene bepaalde breedte, dan wel uit de lengte van een gemeten cirkelboog der aarde, een onveranderlijke model voor alle maten en gewichten zou afleiden. Men stelde zich namelijk voor, eene natuurmaat te bezitten, waarvan niet gezegd kon worden dat zij tot de eene of andere natie behoorde, maar eene die een standaardmaat voor de geheele wereld kon zijn, en men hoopte dat zij even algemeen zou worden, als de Arabische cijfers, de verdeeling van den tijd, van het jaar enz.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 166