146
eenheid van lengte, volume en gewicht stelden de Commissarissen aan de
akademie voor, zes verschillende Commissiën te benoemen.
De akademie vereenigde zich bij besluit van 26 Maart 1791 met dit
plan, en reeds vier dagen later volgde de goedkeuring van de Nationale
vergadering.
De speciale commissiën van de verschillende werkzaamheden werden nu
onmiddelijk benoemd, Méchainen Délambre zouden de geodetische
operatien uitvoeren.
De eerste zou den boog Barcelona—Rodès, de laatste den boog Rodès
Duinkerken meten, terwijl de slingerwaarnemingen door Cassini en Borda
zouden worden verricht.
Het was geene aangename taak in den woeligen revolutietijd verkenningen
te doen voor de plaatsing der driehoekspunten, dit ondervond Méchain reeds
dadelijk bij het verlaten van Parijs, meermalen werd hem het verder trekken
door de onrustige bewoners belet, die in iedere buitengewone handeling plan
nen en complotten tegen de revolutie meenden te zien.
Na vele moeielijkheden en geholpen door den ingenieur Tranchot, gunstig
bekend door zijne kaart van Korsika, en de Spaansche commissarissen P 1 a n e z
en Alvarez werden de verschillende driehoekspunten van zijn net bepaald
en kon Méchain reeds in September met de hoekmeting aanvangen.
De repetitiecirkel door Borda, Cassini en Méchain in 1787 bij de ver
binding der sterrewachten van Parijs en Greenwich (waarover later) met
succes aangewend, werd ook thans gebezigd voor de hoekmeting.
Lenoir werd met de vervaardiging, alsmede met het maken der platina-
linialen voor de basismeting belast.
Einde October eindigde Méchain de hoekmeting te Moutjouy ten zuiden
van Barceloua, het zuidelijkste punt van den te meten boog, alwaar hij over
winterde voor de bepaling van breedte en azimuth van dat punt.
Had Méchain slechts bij het verlaten van Parijs moeielijkheden door de
revolutionaire bewegingen ondervonden, met veel meer onaangenaamheden
had Délambre te kampen.
Overal ontwaarde hij de vernielende hand der omwenteling, torens en
waarnemingsplaatsen die in 1740 voor hetzelfde doel hadden gediend waren
vernield of in zoodanigen toestand, dat hij ze thans voor zijne waarnemingen
niet meer kon gebruiken; was het wonder dat onder zulke omstandigheden
de werkzaamheden slecht vorderden, en niettegenstaande hij meer tegenspoed
ondervond verlangde men steeds dringender naar het resultaat.
Men stoorde er zich niet meer aan of de haast ook nadeelig op de
wetenschappelijke uitvoering zou werken, men wenschte alleen hervorming
verandering van de bestaande maten, het oude omver te werpen dat alleen
was de leuze der revolutie.
Al spoedig ontving Délambre dan ook de mededeeling dat hij de werk-