12
De bovenstaande bijzonderheden zijn aan het voorbericht van M.
ontleend. M. controleerde verder, met een quadrant voorzien van
verrekijkers, een aantal der hoeken. Zijne wijze van leven stond
hem niet toe om alle stations op nieuw te bezoeken, en hij hield
dit ook voor onnoodig, omdat hij tot zijne bewondering vond, dat
Snellius met het bloote oog vele hoeken geheel juist had afge
zien en in andere zich slechts 1' of 2' vergist had. M. zegt niet
uitdrukkelijk welke hoeken hij heeft nagemeten, en geeft ook niet
de onmiddellijke uitkomsten zijner waarnemingen, maar alleen de op
180° vereffende hoeken. Poolshoogten of azimut heeft hij niet ge
verifieerd, ofschoon hij wist, dat de breedte van Alkmaar door
Cassini 2' kleiner was gevonden dan door Snellius.
M. gaf eerst de meting zoo als die door Snellius zelf ver
beterd en met de oude bases berekend was, en daarna de nieuwe
bases en het primaire net volgens Snellius en hem zeiven. In
het eerste deel worden de poolshoogten van Snellius gebruikt
in het tweede voor Alkmaar die van Cassini. De laatste be
rekening gaf 1° 29514 R of met de verhouding van Pi card
57033 toises, hetgeen slechts weinig van de uitkomsten der
metingen van Cassini en Pi card verschilde.
Alzoo was Snellius, die langen tijd als de auteur van eene
zeer foutieve graadmeting bekend had gestaan, gerechtvaardigd.
M. was tot zijne onderzoekingen geprikkeld door de opmerkingen 1)
der Fransche geleerden. Pi card had in 1671 de uitkomst van
Blaeu (zie Hoofdstuk II) voor veel beter dan die van Snellius
verklaard, Cassini II2) had in 1697 de poolshoogten van
's Hage, Rotterdam en Alkmaar bepaald. In 1702 leverde hij eene
critiek op het werk van Snellius en toonde aan dat daarin
De engelschman (Harriot f 1621) heeft reeds vele rekenfouten
bij Snellius ontdekt. Zie volg. blz. noot 3) S. 635, Anmerkung von Zach.
Ricciolus (Geographiae ReformataeBologna 1661, p. 123—127 et 153
besprak het werk van Snellius, verwijt hem de onnauwkeurigheid der
hoekmeetinstrumenten en meent, dat de uitkomst wel Vso fout kon zijn
Dit is alles juist, maar de meting van R zelf verdient nog minder vertrouwen.
In 1669 werd de italiaan Jean Dominique Cassini naar
Parijs beroepen. Zijn zoon, kleinzoon en achterkleinzoon volgden hem op