149
Bij besluit van 28 Germinal werden 12 commissarissen benoemd waaronder
Méchain, Délambre, Laplace en Borda ten einde de meting van den meridi-
aanboog te beëindigen.
Zij kwamen overeen dat er onmiddelijk een koperen meter zou vervaardigd
worden, om tot voorloopige maat te dienen. Uit de resultaten door Lacaille
verkregen door vergelijking der verschillende gemeten bogen van den meridiaan
werd de lengte van den voorloopigen meter vastgesteld op 0.513248 toisen.
Voorts zou Délambre in de nabijheid van Parijs eene geschikte gelegenheid
voor eene basismeting trachten te vinden.
Op den weg tusschen Lieusaint en Melun werd eene basis van bijna 6076,
eene tweede bij Perpignan van 6006 toisen gemeten.
De toestel waarmede de lengten van bovengenoemde bases werden be
paald bestond uit eene platinastaaf van twee toisen lengte, bedekt door eene
van koper die ongeveer 6 duim korter was.
Het niet door de koperen liniaal bedekte uiteinde was voorzien van een
klein platina staafje in tienduizendste deelen van de toise verdeeld, hetwelk
zich langs het vrij gebleven gedeelte van de platinaliniaal kon bewegen.
Door middel van nonius en mikroskoop kon men de uitzetting bij tempe
ratuursverandering tot op vierhonderdduizendste deelen van de toise schatten.
De geheele toestel werd door houten latten gedragen waaraan ze door
schroeven stevig was verbonden.
Méchain zou zijne operatiën aan de Pyreneen beëindigen, terwijl de overige
leden allen met verschillende werkzaamheden belast werden, alshet vaststel
len van de eenheid van gewicht, de bewerking van het platina waaruit de
meter zou vervaardigd worden enz, kortom volgens een geregeld uitgewerkt
plan zou men alle werkzaamheden zoo spoedig mogelijk beëindigen.
Ten einde de meeste zekerheid te hebben omtrent de juistheid der verkre
gen resultaten zouden die door Buitenlandsche geleerden, daartoe uitgenoodigd
om naar Parijs te komen, worden onderzocht.
Uit de verschillende gegevens, de azimuths-waarnemingen gedaan te Watten,
Bourges, Carcassonne en Moutjouy; de breedten bepaald te Duinkerken, Parijs,
Evaux, Carcassonne, Barcelona en Moutjouy en voorts uit alle lengten der
zijden en hoeken van het driehoekennet werd door vorengenoemde geleerden
de boog van den meridiaan naberekend, en door vergelijking met dien ge
meten in Peru, vond men de afplatting der aarde 1/334 en de grootte van
het aarde kwadrant 5130740 toisen, waaruit de lengte van den meter, voorgesteld
door eene staaf van platina bij de temperatuur van nul graden Celsius, in het
jaar 1799 wettelijk werd vastgesteld op 0.513074 toisen of 443.296 Parijsche
lijnen van de „toise du-Pérou" bij de temperatuur van 16.25 graden Celsius.
Na beëindiging van deze meting heeft Délambre den geheelen boog op
nieuw berekend en de resultaten vergeleken met die door Cassini en Lacaille
verkregen.