151
zijner onveranderlijkheid zou niet meer bestaan, even als dit met de Duitsche
Geographische mijl het geval is waarvan de lengte gelijk is aan het 5400ste
gedeelte van den equatoriaal omtrek der aarde.
Bij het verloren gaan van de eenmaal gevonden uitkomst zou, om aan vo
rengenoemde vereischte te voldoen, steeds eene nieuwe graadmeting noodig zijn,
en ook dan nog de werkelijke lengte van de natuurmaat eene illusie wezen
zoolang de juiste afmetingen der aarde niet met absolute juistheid bekend zijn.
De invloed der verandering van de zwaartekracht en van de omwentelings
snelheid der aarde, oefent op de slingerlengte op eene bepaalde plaats een
veel geringeren invloed uit dan de fouten die noodwendig verbonden zijn aan
de opmeting van een boog der aarde, op de lengte van den meter.
De eenige practische wijze om eene onveranderlijke natuurmaat te bezitten
zou dan ook zijn, hetzij voor iedere hoofdplaats van een rijk of wel voor
eene plaats op aarde de lengte van den enkelvoudigen secondenslinger vast
te stellen en die lengte als eenheid van het metrieke stelsel aan te nemen.
Het voordeel van het metrieke stelsel bestaat echter niet zoozeer in de
eigenschap dat het eene natuurmaat is, dan wel in de tiendeelige verdeeling,
en de eenvoudige betrekking van de lengte-eenheid tot die van vlakte, inhoud
en gewicht.
Voor de wetenschap echter heeft het metrieke stelsel juist met de fout die
er als natuurmaat aan verbonden is, het onschatbare gevolg gehad dat men
met buitengewonen ijver de gestalte en grootte der aarde heeft willen leeren
kennen.
Tal van nieuwe graadmetingen en metingen met den secondenslinger werden
gedurende deze eeuw verricht.
Daar wij ons in deze verhandeling slechts tot een geschiedkundig overzicht
der graadmetingen kunnen bepalen, meenen wij hen die omtrent de waarde
der fout van den meter meerdere bizonderheden wenschen te weten, te mogen
verwijzen naar de verhandeling van ListingUeber unsere jedzige Kenntniss
der Gestalt und Grosse der Erde Nachr. der Kön. Ges. der Wissenschaften
und der Georg August Universitat Jahrg. 1873.
Na de meting van den meridiaanboog Duinkerken—Barcelona was Méchain
van plan, den boog in het zuiden tot aan de Balearische eilanden te ver
lengen, reeds waren de driehoekspnnten van zijn net gesteld en had hij in
Valencia gelegenheid tot het meten van eene basis gevonden en eenige
hoeken van zijn driehoekennet bepaald, toen eene epidemische koorts een
einde aan zijn leven maakte.
Méchain overleed te Castellan de la Plana in Valencia; tot op het laatste
oogenblik van zijn leven werkte hij aan zijne wètenschappelijke taak met
opoffering van bijna alle levensgenot.
In spanje toch leidde hij een treurig leven, immer bezorgd voor vrouw en
kinderen onder de bloedige tooneelen die te Parijs voorvielen.