160
Tot de verdere astronomische bepalingen van den boog behoorde het
meten van de breedte van den Mont Cénis met een repetitiecirkel van
Troughton, die van Mont Colombier met het instrument van Reichenbach
en de breedte van Turijn met den meridiaancirkel van Reichenbach.
Over den geheelen boog van Marennes tot Padua die eene lengte had van
12s59m3,72s werden op zeven stations astronomische waarnemingen gedaan.
Het waargenomen azimuth van deze verschillende punten leverde groote
verschillen op met dat van Parijs uit berekend. Bizonder groot was die af
wijking op den Mont Cénis waar het waargenomen azimuth 49s55 kleiner
was dan het berekende. Dit opvallend verschil werd deels aan de afwijkin
gen van het paslood, voor een ander gedeelte aan de onregelmatigheid in
den vorm der aarde toegeschreven.
Voor een groot gedeelte zullen die onjuistheden echter wel moeten worden
toegeschreven aan de minder nauwkeurige bepaling van het lengteverschil der
verschillende eindpunten van de bogen, en aan de waarde die men bij de
berekening van het azimuth voor de afplatting der aarde aanneemt.
Iedere parallelboog ligt in een vlak dat loodrecht staat op de draaiingsas
der aarde. Dit vlak werd uit de astronomische bepaling van Parijs bij eene
afplatting van 1/308 door berekening gevonden.
Komt die afplatting nu niet met de werkelijkheid overeen dan wijkt de
berekende waarde van het azimuth des te meer van de werkelijke waarde
af, hoe verder de punten van den meridiaan van Parijs verwijderd zijn, en de ver
schillende deelen van den parallelboog zullen niet meer in hetzelfde vlak liggen.
Voor de gemiddelde waarde van den parallelgraad op 45°43'12" breedte
werd eene lengte gevonden van 77862.6 meter, de kleinste waarde was
77792, de grootste 77984,95 meter, terwijl uit eene vergelijking van dezen
boog met de voornaamste breedtegraadmetingen, eene waarde voor de af
platting der aarde van ongeveer 1/280 werd gevonden.
De groote verschillen in de lengte der graden kunnen onmogelijk alleen
een gevolg zijn van de onregelmatigheid in den vorm der parallellen, en der
pasloodafwijkingen, geene enkele andere graadmeting wijst op zulke groote
afwijkingen van den regelmatigen vorm der aarde.
Eene andere lengtegraadmeting werd in Frankrijk verricht van een boog
van den parallel van Brest over Parijs naar Straatsburg.
Het gedeelte van Parijs tot Brest werd onder leiding van kolonel Bonne
van 18181823 uitgevoerd, waarvoor bij Plouescat in het departement
Finistère eene basis werd gemeten.
Het Oostelijk deel van Parijs tot straatsburg was reeds vroeger onder
leiding van kolonel Henry aangevangen, die in 1804 bij Ensisheim in de
nabijheid van Colmar eene basis gemeten had.
In het jaar 1818 werden van een gedeelte van dit driehoekennet de hoeken
des nachts gemeten bij het licht van de parabolische spiegellamp (Réverbère).