161
Het lengteverschil tusschen Parijs en Straatsburg werd door middel van
buskruitontbranding in 1824 en 1825 bepaald en gaf een verschil in tijd
tusschen beide plaatsen van 0u21m35s48.
Tusschen Parijs en Brest werd geen bruikbaar resultaat gevonden.
Volgens het oordeel van Puissant was echter ook eerstgenoemde uitkomst
onjuist.
Later is deze lengtegraadmeting herhaald, en naar het Oosten over Munchen
tot Weenen uitgestrekt.
Het verschil in tijd van de eindpunten van den boog werd toen door
middel der electrische telegraaf bepaald.
Door de behoefte aan goede kaarten werden onder het eerste keizerrijk
uitgestrekte triangulatien verricht in Frankrijk. Duitschland, Italië en Neder
land, en meestal door Fransche genieofficieren.
Als de voornaamsten onder hen noemen wij Krayenhoff, Tranchot, Delcros,
Brousseaux, Bonne, Henri, enz., daarna Puissant, Caraboeuf, Blondel en meer
anderen.
Graadmetingen in Zweden, Denemarken en Duitschland.
Wij hebben bij de behandeling van de Laplandsche graadmeting reeds
opgemerkt dat de door Maupertius verkregen resultaten niet in nauwkeurig
heid uitmunttenreeds toen hebben wij gezien dat de afplatting der aarde
uit die meting afgeleid, verschilde met die door de Peru-expeditie verkregen,
terwijl uit latere graadmetingen is gebleken dat de uitkomsten door Bouguer
en Lacondamine verkregen meer vertrouwen verdienden; het lag daarom
voor de hand aantenemen, dat de Laplandsche expeditie niet onder zulke
gunstige omstandigheden had plaats gehad.*
Op aansporing van de beroemde Zweedsche astronomen Ofverbom en Svan-
berg werd die boog op nieuw gemeten van 1801 tot 1803.
In April 1801 vertrokken de beide geleerden van Stockholm ten einde de
voorbereidende werkzaamheden, waaronder het bouwen van de observatoria
aan de beide uiteinden van den te meten boog, te verrichten.
Zij keerden vervolgens naar Stockholm terug, ten einde op den repetie-
cirkel van Borda, die onder toezicht van Délambre te Parijs door Lenoir
vervaardigd zou worden, te wachten, en gingen daarna met H o 1 m q u i s t
en Pallander de metingen verrichten.
De ijver door vroegere geleerden besteed om goede enkelvoudige waarne
mingen te verkrijgen, werd door Svanberg aan oneindige repetitie der hoe
ken gewijd.
De basis van het driehoekennet die met ijzeren staven van 6 meter lengte
gemeten werd, was ongeveer dezelfde als die welke vroeger bepaald was.
De toise du Nord verschilde 0,1 m.M. met de toise du Pérou.