167
ook de ingenieur Heuvelink daarheen, zoodat tegen het einde van Mei
de metingen te Dinsterwolde een aanvang konden nemen. De zeer ongun
stige weersgesteldheid, die den geheelen zomer geheerscht heeft en de groote
moeielijbheden die de metingen aldaar opleverden en die in ons vorig ver
slag uitvoerig werden aangegeven, waren oorzaak dat de metingen aldaar
zeer lang duurden en eerst in het begin van Augustus afgeloopen waren.
De verkregen uitkomsten zijn echter van dien aard dat zij alle reden tot
tevredenheid geven. Uit de vereffening van de gedane metingen bleek dat
de middelbare waarde van de fout in de enkele richting slechts opklimt tot 0",18.
Op het station Uithuizermeeden, dat alsnu aan de beurt kwam, werden
de moeielijkheden die zich in Uinsterwolde op de lijn Uithuizermeeden
Uinsterwolde voordeden, in nog sterkere mate ondervonden. De lichtstralen
van den heliotroop te Uinsterwolde kwamen zoo dicht langs den grond en
over de daken van tusschengelegen boerderijen enz. dat het licht zich ten
gevolge van de groote en onregelmatige breking nooit scherp vertoonde.
Het is dan ook alleen mogelijk geweest een eenigszins bevredigend resul
taat te verkrijgen door alle hoeken, waarbij die richting voorkwam, een
dubbel aantal malen te meten. Toch blijft de nauwkeurigheid van de aldaar
verrichte metingen beneden die van Uinsterwolde. Voor de middelbare
waarde van de fout in de enkele richting werd gevonden 0",29. Toen deze
metingen op 17 September waren afgeloopen, konden de metingen te Horn-
huizen, waar minder moeielijkheden te verwachten waren, nog ondernomen
worden. Deze gingen dan ook zeer voorspoedig, zoodat zij in 8 dagen tijd
ten uitvoer gebracht konden worden, met eene middelbare waarde van de
fout voor ééne richting van 0",20.
Nadat deze metingen tegen het einde van September behoorlijk ten einde
gebracht waren, moesten nog op de torens te Onstwedde, Gieten, Gronin
gen en Kollum en op den vuurtoren op Schiermonikoog de punten, waarop
gericht was, worden vastgelegd, waarna beide ingenieurs tegen het midden
van October in Delft terug kwamen.
Aangezien de drie punten, waar metingen hebben plaats gehad, niet tot
een zelfden driehoek behooren, kan men de uitkomsten der meting niet
toetsen aan de bekende voorwaarde, dat de som der drie hoeken gelijk moet
zijn aan 180° plus het spherisch exces van den driehoek. Te zamen met de
metingen in Pruissen uitgevoerd, vormen die punten echter een driehoeksnet
van negen driehoeken in vijf van die driehoeken komen een of twee hoeken
voor, die door ons gemeten zijn. De sluitingsfouten van deze vijf driehoe
ken zijn: 0",404, 0",215, 0";634, 0",868 en 0",145, terwijl de vier overige
driehoeken die geheel op Duitsch grondgebied liggen als sluitingsfouten
opleveren 0",722, 1",366, 0",196 en 0",978. Uit deze cijfers blijkt voldoende
dat de door ons verkregen uitkomsten niet behoeven achter te staan bij
die welke elders verkregen zijn.