181
Art. 3 bevatte dezelfde voorschriften voor het bevaarbaar maken
der rivieren, voor zoover die langs de landerijen liepen.
Art. 5 verbood uitdrukkelijk om zonder toestemming van heem
raden eenig stuk land tot steenbakkerij te bezigen of daar ten
behoeve van steenbakkerijen grond af te graven.
De artikelen 8 en 9 bevatten bepalingen betreffende de overdracht
van vaste goederen en zullen straks bij dit onderwerp worden be
handeld, terwijl de overige artikelen bepalingen inhouden nopens het
onderhoud van wegen, bruggen, waterleidingen, mijlpalen en dergelijke
en dus hier buiten bespreking kunnen blijven.
Ter bestrijding van de kosten van het onderhoud van bruggen,
wegen, dijken, dammen en dergelijke werken, alsmede ter vergoeding
van reis- en verblijfkosten aan de commissiën uit het collegie van
heemraden werd bij plakaat van 8 Juli 1685 eene belasting ingevoerd
op de tuinen, boomgaarden, erven en landerijen, gelegen rondom de
stad Batavia, tot op een afstand van 2000 roeden.
Deze belasting bedroeg l/i °/0 van de waarde der tuinen enz.,
welke waarde berekend werd volgens den laatsten verkoopprijs.
Indien eenig stuk grond sedert lang niet verkocht en door cultuur
verbeterd was, zou de waarde daarvan getaxeerd worden door heem
raden, bijgestaan door 2 of 3 der voornaamste en kundigste inge
landen.
De belasting werd ingevoerd voor den tijd van 3 jaren.
In deze belasting herkent men gemakkelijk de verpondingbelasting,
zooals die nog tegenwoordig geheven wordt en waarvan wij dus hier
den oorsprong vinden.
Bij de algemeene verwaarloozing van alle takken van dienst onder
het bestuur van den Gvr Gnl Speelman was ook de toepassing der
wetgeving op de in- en overschrijvingen en de daarvan geheven
belasting niet ongerept gebleven.
In de generale missive van 16 Augustus 1684 lezen wij daarom
trent, dat sedert 10 jaren van de opbrengst van stadscollecten en
's Heeren gerechtigheden geen rekening en verantwoording was gedaan
en dat bij het transport van vaste goederen, inzonderheid van lande
rijen, allerlei misbruiken waren ingeslopen, zoodat goederen verkocht
waren, „waarvan de wettigheid niet kon worden gedoceerd,"