187
geen landen meer aan particulieren mocht „toestaan ofte aantaxeeren
„en ook niet het besit ofte de possessie daaraf verleenen."
Het plakaat van 16 December 1701 ging daarop nog een stap
verder en bepaalde dat zonder groote noodzakelijkheid of tenzij uit
bizondere inzichten, geen land meer in eigendom zou afgestaan wor
den, terwijl eindelijk dat van 21 Augustus 1703 geheel en al een
einde maakte aan de uitgifte van land in zakelijk recht, door te
bepalen dat in de jurisdictie van Batavia geen landen meer in eigen
dom zouden worden uitgegeven, en het collegie van heemraden
te machtigen voortaan die gronden in huur uit te geven, tegen be
taling van tienden.
Is het voor schrijver dezes gelukkig, dat de opvolgende Goeverneurs-
Generaal zorgden voor de noodige afwisseling ook in de administra
tieve geschiedenis van Ned.-Indië, een bedroevenden indruk maakt
de stelselloosheid der Regeering, waardoor het mogelijk was dat
ieder Gvr GnI soms op zeer lichtvaardige gronden te niet deed, wat
zijn voorganger had tot stand gebracht.
En waarlijk, voor al te groote uitbreiding van den particulieren
grondeigendom bestond nog geen gevaar. Onder de inkomsten van
Batavia toch, opgegeven in de generale missive van 31 Januari 1705
vind ik vermeld dat over de jaren 1703 en 1704 aan recht van
overschrijving voor verkochte huizen en landen is ontvangen een
bedrag van 2i,926x/g rijksdaalders, hetgeen dus overeenkomt met
een omzet in waarde van f 1,096,300.
Wel is waar was bij eersten verkoop geen recht verschuldigd en
is dus werkelijk voor eene grootere waarde in vaste goederen omge
zet, maar daartegenover staat, dat talrijke verkoopen gedwongen plaats
hadden, daar nog steeds in volle vigueur werd gehandhaafd het
plakaat van 3 Juli 1641 waardoor repatrieerenden werden genood
zaakt voor hun vertrek hunne onroerende goederen te verkoopen.
De verzameling van voorschriften voor repatrieerenden bij plakaat
van 11 October 1712, bepaalde zelfs dienaangaande:
„Diegene, die na 't Vaderland vertrecken, sullen alvorens alle hare
„vaste ofte onroerende goederen, als huysen, thuijnen en landen,
„hebben te verkopen, ten ware hun anders vergund wierd, op peene
„van confiscatie."
„Gelijk mede die gene, die de administratie off directie van eenige