191 gegaan, ook van alle perceelen dé erfbrieven in behoorlijke orde zouden zijn. Eigenaardig is het dat, bij de invoering van het nieuwe kadaster voor de hoofdplaatsen, aan den Ingenieur Verstijnen onmiddellijk de noodzakelijkheid bleek tot denzelfden maatregel zijn toevlucht te nemen, om overeenstemming te verkrijgen tusschen de perceelen volgens de meetbrieven en volgens de kadastrale plans. Immers bij staatsblad van 1880 N» 147 art. 2 werd bepaald, dat: „Wanneer „een onroerend goed bestaat uit een gedeelte van een kadastraal „perceel, behoort tot de stukken, benoodigd voor de opmaking der „gerechtelijke akte, een meetbrief, zijnde een extract uit het kadas trale plan, waarop de nieuwe grenzen en de meetcijfers, waardoor „zij worden bepaald, zijn aangewezen. „Die meetbrief wordt vermeld in de gerechtelijke akte en daaraan „vastgehecht." Ook het lot van de landmeters in dienst der compagnie onder ging in het tijdperk dat wij thans beschrijven eenige verbetering. Bij plakaat van 31 October 1690 werd aan den landmeter van het collegie van heemraden eene toelage van 15 rijksdaalders uit de kas van heemraden toegekend, boven het salaris dat hij reeds uit 's Compos kas genoot. Bij plakaat van 11 Mei 1717 werd een tweeden landmeter voor de ommelanden aangesteld en wel speciaal tot het meten der landen welke boven de Ooster en Wester-buitenposten gelegen waren. De andere landmeter had verklaard „dat werk boven en beneden niet meer te konnen waarnemen." Eindelijk nog werd bij plakaat van 12 Mei 1722 een adjunct landmeter bij het collegie van heemraden aangesteld. Het plakaat van 4 October 1691 had de strekking eenheid te brengen in de maten en gewichten en bepaalde sub 6e „dat voortaan „geen andere roedemaat sal mogen gebruykt worden dan soodanige, „die na de nieuwe Rynlandse ketting-roede verkort en voorts aan „beyde de eynden met koper beslagen en gemerkt sal wesen;" en 7e te gelasten, „gene transporten te passeren, dan van soodanige „huysen en erven, die met voorsz. gecorrigeerde roeden sullen her- „meten syn, mits dat niemant wegens onder- of overmaat sal mogen „werden gemolesteert."

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 213