192 Wat de belastingen betreft, m dit tijdperk van de onroerende goe deren geheven, deze bleven alle in stand, met uitzondering van de verponding. In 1688, (pl. van 30 Juli) werd die belasting weêr voor 3 jaren verlengd, maar schijnt daarna stilzwijgend afgeschaft te zijn tot 1708, toen ze bij plakaat van 22 Maart weder werd ingevoerd, maar nu speciaal met het doel de opbrengst te doen strekken ter bekostiging van de verbouwing van het stadhuis te Batavia. Zij zou thans bestaan in de heffing van: ie 10 rijksdaalders 'sjaars voor eiken suikermolen en 2e de 400ste penning van de landerijen in de ommelanden tot op ruim 3000 roeden atstand van de stad. In dezen vorm bleef zij bestaan tot 1712, toen bij plakaat van 1 November alle „impositiën en collecten" ten behoeve van die ver bouwing in het leven geroepen, werden ingetrokken. Voor ditzelfde doel werden alle huizen en erven binnen de stad bovendien tot 3 malen toe, in 1706, 1708 en 1711, belast met eene heffing van 11/2 per mille van de waarde. Wordt vervolgd

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 214