104
Na von Lindenau begonnen meerdere geleerden zich met het onderwerp
bezig te houden.
Tegelijk werden door generaal Tenner en door Struve voorstellen
ingediend, tot het meten van meridiaanbogen in Litthauen en Lijfland en,
zonder dat de een bekend was met de werkzaamheden van den ander, de
operatiën verricht.
De Société êconomique et d'utilitê générale livonienne, die, van de kaarten
welke bijna van alle eigendommen der provincie bestonden, wilde gebruik
maken voor eene algemeene kaart van Lijfland, verzocht Struve zich met
het astronomisch trigonometrisch gedeelte te belasten.
Dit werk werd uitgevoerd van 1816 tot 1818 wat aangaat de meting der
driehoeken, de hulpbasis en de astronomische bepaling van azimuth en
breedte van 18 punten liggende tusschen de stad Pernan en de monding
van de Duna.
In 1819 was het werk geëindigd met de meting van eene hoofdbasis over
het ijs van het meer Werz-Yerw.
Van 325 punten van het land had Struve de geographische posities bepaald.
Na afloop der werkzaamheden vestigde hij de aandacht van de Univer
siteit van Dorpat op het voordeel dat men van deze triangulatie zou kunnen
trekken bij de meting van een meridiaanboog van ongeveer 3f>35m tusschen
Hochland en Jacobstadt.
De universiteit en haar beschermheer vorst Lieven keurden het voorstel
vorengenoemde graadmeting te verrichten goed, terwijl keizer Alexander I de
benoodigde fondsen toestond voor instrumenten.
In den loop van 1820 ondernam Struve eene reis naar het Buitenland,
waar hij in de gelegenheid was met Gauss en andere geleerden behulpzaam
te zijn aan de basismeting, die Schumacher bij Braack met zijn nieuwen
toestel door Repsold vervaardigd verrichtte, eene basis die diende voor de
Deensch-Hannoversche graadmeting.
In 1826 verrichtte Struve, met hulp van prof. P a u c k e r, met een verti-
kaalcirkel de astronomische waarnemingen aan de eindpunten van zijn te
meten boog, in 1827 werden de laatste hoeken der hoofddriehoeken waar
genomen, eene basis van 2315 toisen gemeten, en aan de hoofddriehoeken
verbonden.
Deze werkzaamheden, met behulp van baron von Wrangell verricht,
eindigden in 1831, zij werden beschreven in Beschreibung der Breilengrad-
messung in den Ostsee provinzen Busslands, ausgeführt iitid bearbeitel von
F. G. W. Struve Dorpat 1831.
Tegelijkertijd verrichtte ook generaal Tenner zijne graadmeting.
In 1816 benoemd tot chef van eene trigonometrische en topographische
opname van het gouvernement Wilna, in 1822 van dat van Koerland, en in
1825 van de gouvernementen Grodno en Minsk stelde hij zich na afloop der