195 verschillende triangulatiën voor, de hoofddrieboeken gelegen in het verlengde van den meridiaan van het observatorium van Wilna aantewenden tot de meting van een meridiaanboog. Na de goedkeuring van vorst Wolkonsky verworven te hebben, begon hij met het kiezen van een net van driehoeken met twee bases tusschen Bristen in Koerland en Bélin in het gouvernement Grodno. Met repetitie cirkels van Troughton en Boumann werd de hoekmeting verricht. Hij beëindigde de meting van den boog van 4° 32' in 1827. De nabijheid van Bristen, het noordelijke punt van den meridiaanboog in Lithauen en Jacobstadt, het zuidelijke punt van den boog door Struve gemeten, bood als vanzelf de gelegenheid aan, deze gedeeltelijke bogen tot eene enkele graadmeting te vereenigen. In 1828 werd te Dorpat tusschen Tenner en Struve overeengekomen die verbinding tot stand te brengenluitenant C h o d s k o werd er mede belast. Schubert en Bessel werden uitgenoodigd de resultaten van Tenner en Struve met elkaar te vergelijken. Volgens het oordeel van die beide geleerden mocht de overeenstemming bijna volmaakt heeten. De resultaten dezer meting van den boog tusschen Hochland en Belin (8e2.5m), waarmede de eerste periode van de groote Russische graadmeting eindigt, werden in 1832 door de akademie van wetenschappen bekend ge maakt. In 1830 stelde Struve aan den toenmaligen vorst Lieven voor, den gemeten meridiaanboog door Finland te verlengen tot aan Tornea, en wel om de volgende redenen: Ten eerste waren de noordelijke booggraden het minst vertegenwoordigd in de tabel die Bessel vervaardigd had voor de waarschijnlijkste afmetingen der aarde, hoewel ze voor de bepaling van den afplattingscoefficient van het meeste belang waren, vervolgens was men, zooals wij reeds bij de Zweedsche graad meting opmerkten, nog steeds in het onzekere waaraan de verschillende uitkom sten te wijten waren door Maupertuis in 1738, en later door Svanberg in 1801 verkregen. Door de uitvoering van het voorgestelde plan zou de vorengenoemde onzeker heid kunnen worden weggenomen, en de Besselsche tabel met belangrijke gege vens worden aangevuld. Keizer Nicolaas stond voor de onderneming gedurende tien achtereenvol gende jaren eene aanzienlijke som toe. Aan de geodetische operatien zou worden deelgenomen door de officieren Rosenius, Oberg en Melan. Rosenius begon in 1830, na diens dood zetten Oberg en Melan de werk zaamheden voort en bepaalden al de punten van het driehoekennet Maki PaalysTorneaKaakamaVaara tot aan Kaïane op 64°13' breedte.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 217