197 Van af Tornea langs de rivier van dien naam tot aan Pahtavara (67s9m) werden dezelfde driehoeken van Maupertius en Svanberg gebezigd. In 1846 werd van beide kanten met de operatiën aangevangen. Onder de bizondere bescherming van koning Oskar werd de Skandinavische voort zetting van den boog, de driehoeken gaande van TorneaBaljatz tot Waara onder leiding van Selander door Skogman en prof. A g a r d h uitgevoerd van 18461854, terwijl onder leiding van Hansteen de meting der Noor- weegsche driehoeken van Atjik tot Foeglenaes van 1846—1850 door Klouman en Lundh werd verricht. De gemeenschappelijke zijde van de beide laatste driehoeken van het Noor- weegsche- en Zweedsche driehoekennet was Jemineluft—Oiv iF o e g 1 e- n ae s. De astronomische waarnemingen werden door de astronomen van de sterre- wacht van Pulkowa Lindhagen en Wagner en door Prasmovsky uitgevoerd. De eerste bepaalde de breedte van Foeglenaes aan de IJszee en Tornea, de laatsten van het zuidelijke punt Ismael aan de Donau, Bélni en Ssuprun- kowzi. De Russische graadmeting, waarmede Struve zich 40, Teuner zich 34 jaren heeft beziggehouden, was de grootste der tot nog toe verrichte. De totale boog begrepen tusschen Foeglenaes bij Hammerfest op Kval een eiland in de IJszee (70e40m) en Staro—Nekrassowka aan de monding van den Donau bevat 25e20m. De geschiedenis van de meting van dezen boog kan in vier perioden worden verdeeld t: w: le. Het begin der werkzaamheden van Tenner en Struve met betrekking tot de bogen in Lithauen en in de Oostzee provinciën, vereenigd tot een enkelen boog van 8e2m. Zij eindigt 1831. 2e. Yan 1830 tot 1844 bevat de noordelijke voortzetting van den boog tot Tornea en de voorbereidende werkzaamheden voor de zuidelijke verlenging tot de Dniester. 3e. Van 1844 tot het einde van 1851 bevat de Zuidelijke voortzetting tot aan de Donau en de Skandinavische voortzetting tot aan de IJszee. 4e. Omvat de latere werkzaamheden die ten doel hadden eenstemmigheid en de hoogste volmaking in de gegevens te verkrijgen in de verschillende gedeelten waaruit de geheele boog bestond. Het geheele driehoekennet bestond uit 259 hoofddriehoeken, waarvan er 225 op Russischen en 34 op Skandinavischen bodem lagen, terwijl voor dat net 10 bases werden gemeten en op 13 punten de astronomische waar nemingen waren gedaan. De afstand der uiterste punten van den boog bedroeg 388 geographische mijlen, of 2880 kilometers.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 219