201 Zijne denkbeelden heeft hij samengevat in de belangrijke verhandeling, Ueber die Grosse tend Figur der Erde, eine Denkschrift zur Begründung einer Mittel Europdischen Gradmessung, Berlin 1861. Baeijer stelde daarin aan de Pruisische regeering voor, eene graadmeting te doen verrichten tusschen de parallellen van Christiania en Palermo en de meridianen van Warschau en Brussel; het driehoekennet zou bestaan uit de navolgende negen poligonen t. w. Ie. poligoon met het centrum Kopenhagen en de eindpunten Koningsber gen, Memel, Stockholm, Christiania, Helgoland, Berlijn, Koningsbergen. 2e. poligoon met het centrum Berlijn en de eindpunten Koningsbergen, Warschau, Krakau, Weenen, Munchen, Bonn, Helgoland, Kopenhagen, Koningsbergen. 3e. poligoon met het centrum Altona en de eindpunten Helgoland, Lyssabel, Berlijn, Güttingen, Leiden, Helgoland. 4e. poligoon met het centrum Berlijn en de eindpunten Trunz, Kopenhagen, Trockenburg, Praag, Seeberg, Göttingen, Altona, Lyssabel, Trunz. 5e. poligoon met het centrum Praag en de eindpunten Weenen, Munchen, Leipzig, Breslau, Weenen. 6e. poligoon met het centrum Munchen en de eindpunten Mannheim, Seeberg, Praag, Weenen, Padua, Milaan, Genève, Mannheim. 7e. poligoon met het centrum Milaan en de eindpunten Turijn, Mont- Cénis, Genève, Bern, Zurich, Padua, Florence, Turijn. 8e. poligoon met het centrum Rome en de eindpunten Florence, Napels, Palermo, Turijn, Florence. 9e. poligoon met het centrum Florence en de eindpunten Padua, Napels, Palermo, Turijn en Padua. In April 1861 richtte de Pruisische regeering eene uitnoodiging tot de ver schillende staten van Midden Europa om tot dit grootsche plan hunne mede werking te verleenen. Ingevolge die uitnoodiging hebben Baden, Beijeren, Belgie, Denemarken, Frankrijk, Hessen, Italië, Mecklenburg, Nederland, Oostenrijk, Oldenburg, Rusland voor Polen, Pruisen, Saksen, Zweden, Noorwegen, Wurtemburg en Zwitserland zich vereenigd om dat plan ten uitvoer te brengen. Later zijn ook Spanje, Portugal en Rusland toegetreden. Op de eerste vergadering van afgevaardigden te Berlijn in April 1862, bijgewoond door generaal Baeyer als Pruisisch commissaris, von Fligely, von Littrow, prof. Herr als Oostenrijksche vertegenwoordigers, Weisbach, prof. Nagel en B r u h u s als Saksische commissarissen, werd overeengekomendat iedere triangulatie, welker lengtefout meer dan 1 2QQQQ bedroeg, als onbruikbaar zou worden verworpen. Volgens Bessel is deze grens zeer ruim genomen; hij heeft aangetoond,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 223