werkelijke meting van een boog der aarde, ten minste wanneer wij de mede-
deelingen van Masudy en Ibn Nunos mogen vertrouwen.
Toen later S n e 11 i u s door de bepaling van azimuth een wetenschappelijken
grondslag gelegd had voor de meting van bogen der aarde, kon men in den
eigentlijken zin des woords eerst van graadmeting spreken. (Gemakshalve
werden de eindpunten van dfn te meten boog verondersteld op denzelfden
meridiaan gekozen, van daar de benaming graadmeting; toen men later ook
de lengte van graden van parallelcirkels ging bepalen ontstonden de bena
mingen breedte of meridiaan en lengte graadmetingen.)
Niettegenstaande de wetenschappelijke wijze van bewerking leverden de
metingen uit gebrek aan goede instrumenten nog geene vertrouwbare resul
taten op, wij hebben echter kunnen nagaan, hoe gaandeweg en in betrek
kelijk korten tijd verschillende nuttige uitvindingen zijn gedaan, waardoor
de instrumenten volmaakter werden en als gevolg daarvan betere resultaten
gaven.
Van het oogenblik dat de slingerwaarnemingen van Richer met de theorieCn
van Huygens en Newton bleken overeen te stemmen, was het in de eerste
plaats de vorm der aarde, waaromtrent eene bijna honderdjarige strijd werd
gevoerd tusschen de verschillende geleerden uit dien tijd.
Wij hebben gezien hoe die strijd ten voordeele van Huygens en Newton
werd beslist, en hoe van dat oogenblik af aan de bepaling van den norm
onafscheidelijk aan die der grootte verbonden was.
De veranderlijkheid van de lengte van den enkelvoudigen secondenslinger
op verschillende afstanden tusschen equator en pool gaf eene nieuwe methode
aan de hand om den vorm der aarde te bepalen.
Van het oogenblik, dat deze belangrijke ontdekking was gedaan, werden
voor de bepaling van de afmetingen der aarde tweëerlei operatien noodzake
lijk n. m. graadmetingen voor het vinden van de grootte, slingermetingen
voor de bepaling van den vorm van onzen planeet.
Wel konden uit graadmetingen op verschillende plaatsen verricht èn vorm
èn grootte worden afgeleid, echter was het noodig bij eene mogelijke onregel
matige gedaante der meridianen en parallellen, dat op allerhande breedten
zoowel in het zuidelijk- als in het noordelijk halfrond graadmetingen voor
handen waren ten einde op al die plaatsen de kromming der aardsche bogen
te leeren kennen.
Behalve dat het verrichten van slingermetingen veel minder omslachtig is
dan graadmeting, moet in vele gevallen de slingermethode worden aangewend
op plaatsen waar het verrichten van triangulatien onmogelijk is zooals op
eilanden ver van het vaste land verwijderd.
De tegenwoordige stand der wiskunstige wetenschappen, vooral na de uit
vinding van de methode der kleinste kwadraten, stelt ons in staat aan de
berekeningen zulk een hoogen graad van nauwkeurigheid te geven, dat men
203