219 bestudeerde hij de wiskunde en hare toepassingen op de waterbouw kunde en de versterkingskunst, twee vakken, waarin ook zijn vader heeft uitgemunt, Krayenhofif was een vurig patriot en de „Keezendokter" moest in 1794 de stad verlaten. Hij begaf zich naar zijn academievriend generaal Daendels, wist Amsterdam voor zijne partij te veroveren en werd in 1795 benoemd tot Luitenant Kolonel Ingenieur, Directeur der Hollandsche Fortificatiën en Inspecteur Generaal der Rivieren. Gedurende 32 jaren wijdde hij zich ijverig aan den militairen dienst. Hij stond bij Koning Lodewijk Napoleon in hoogen gunst. Deze benoemde hem tot zijnen Aide de Camp, tot Directeur van het depót van Oorlog, tot Inspecteur der Artillerie en Genie enz; van 26 Mei 1809 3 Maart 1810 was hij Minister van Oorlog. Hij bood zijnen Koning aan om Amsterdam desnoods tegen den Franschen Keizer te verdedigen. Maar de Koning abdiceerde en Krayenhoff wilde daarop den dienst verlaten, doch zijn verzoek om ontslag werd driemaal geweigerd. „Den 13den October 1811 had ik, ter „gelegenheid eener openbare audiëntie op het Paleis te Amsterdam „een zeer levendig onderhoud met Keizer Napoleon, die mij zeer „hevige berispingen toewierp, wegens mijn gehouden gedrag als „Minister van Oorlog. Ik gaf Zijne Majesteit met luide stem te „kennen, aan Haar geene verantwoording schuldig te zijn wegens „de wijze waarop ik mijnen Meester, den Koning van Holland, als „onafhankelijk Souverein gediend had. Tengevolge van deze rond heid werd ik, bij eene volgende audiëntie, den 20 October, op „eene minzame wijze aangesproken, en over vele belangrijke onder werpen langdurig onderhouden. Den volgenden dag werd ik gelast „met den Keizer eene inspectie te doen en de middelen te verklaren, „die ik ter defensie van de hoofdstad zou hebben aangewend. Zijne „Majesteit scheen deswege zeer voldaan en noodigde mij op zijn „dejeuné binnen Naarden gehouden." Van Dec. 1811 Mei 1812 was hij te Parijs en woonde er „de vergade ringen van het Instituut wegens de solide instructie, die hij daar genoot, steeds zonder verzuim bij, en bezocht dikwijls het Observatorium". In 1808 was verschenen zijne Instructie voor de geographische Ingenieurs, die tot motto voert: un observateur n'est tenu que de l'exactitude de ses mesures et non de leurs résultats.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 241