229 misschien pas in 1811, door Krayenhoff vertaald. Deze vertaling is, op de genoemde bekortingen na, zeer getrouw geweest, en zoowel de slechte als de goede waarnemingen zijn opgenomen, ook zulke, die ieder als volkomen mislukt moest beschouwen en door Krayenhoff zelf terstond verworpen werden. Ofschoon de Leidsche Bibliotheek deze manuscripten met alle gewenschte voorkomendheid ten gebruike geeft, zijn ze slechts door zeer weinige personen geraadpleegd. Cohen Stuart was in 1861 de eerste, die er eene studie van maakte. Van groot belang zijn ook de twee laatstgenoemde foliodeelen. Op de meeste primaire stations werden door Krayenhoff secundaire metingen verricht. De eene kijker van den repetitiecirkel werd op een vast punt gericht en met den anderen kijker werden achtereen volgens alle torens enz. van den omtrek opgenomen. Eén rondme- ting heeft meermalen betrekking op 100 tot 400 punten. Vele daarvan zijn op vrij onbepaalde wijze aangeduid, b. v. kloeke spits niet veraf fraai geconfigureerde toren, 3 uren ver enz. Een belangrijk aantal, en daaronder juist de voornaamste dorpen en steden, zijn echter op ondubbelzinnige wijze aangeduid. Op elk station schijnt men in den regel slechts éénmaal deze rondmeting uitgevoerd te hebben. De nauwkeurigheid wordt door Krayenhoff (Précis p. 46) op minstens 20" a 30" geschat, en ik geloof dat zij in den regel grooter is. Daar in de rondmeting ook de primaire stations zijn opgenomen, kan men de ligging van een toren, die twee of meermalen ingesneden is, gemakkelijk berekenen. Zoo vond ik voor de lijn Leiden-Saaihal, tot Delft N. K., de lengte 18375 M. (log 4,26423) en het azimut1) 29°24'30"; voor Zutphen tot Deventer 12777 (log 4,10643) en 167°29'2". De nevensgaande staat geeft een overzicht van het aantal dezer metingen. Op 17 primaire stations (nos. 112, 15, 64, 72, 87 en 100) zijn geen zulke waarnemingen verricht, op de overige 86 stations wel en op 11 in twee verschillende jaren. Verder zijn bezocht: in dus thans nog in het bezit van zijne familie? Of zijn zij gedeponeerd in de Archieven van het Ministerie van Oorlog Dit laatste bezit zeker de bereke ningen van tableau V. Daaruit volgt voor het azimut van Delft gezien uit de Sterrewacht te Leiden: 28°7'3", terwijl Becker (Annalen II, S. 210) 27°6'57",50 vond.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 251