232
de voltooiing der nieuwe sterrewacht, de schoonste onder alle inrich
tingen voor wetenschappelijk onderzoek, die ons land bezit.
In 1868 verscheen Band I van de „Annalen der Slernwarte in
Leidenwelks inleiding eene uitvoerige geschiedenis van de sterre-
kunde te Leiden behelst. In 1869 Band II, die uitsluitend gewijd
is aan astronomische waarnemingen ten dienste der Europeesche Graad-
meting. In 1872, zeer kort na Kaiser's dood, Band III, met
zijne beroemde onderzoekingen over Airy's micrometer en over den
physischen toestand van Mars. Ook de IVe, tot nog toe laatste
Band (1875) bevat waarnemingen onder zijne leiding aangevangen.
Voor de geodesie zijn verder van belang onderscheidene lengtebe
palingen, in den laatsten tijd te Leiden uitgevoerd.
Te Utrecht was in 1642 de Smeetoren (thans afgebroken, hij
stond op den wal tegenover het sterrebosch) tot observatorium aan
gewezen. In '1680 werd dit wat opgeknapt, maar eerst na 1815
door Moll op eenigzins beteren voet gebracht. Van 185355
werd op het bolwerk Sonnenburgh eene nieuwe sterrewacht gebouwd:
de eerste bruikbare inrichting van die soort in ons land. De student
H. W. Schoeder van der Kolk bepaalde er in 1857/58 de
breedte, maar daarna bleef zij weder vele jaren lang bijna onbenuttigd.
Ten tijde van Krayenhoff was te Utreeht de oude professor
Hennert (1733 1813), een vruchtbaar schrijver, een verdienstelijk
wiskundige maar geen waarnemer.
In de halve eeuw van Lulofs tot Kaiser was de eenigebeoefe
naar der praktische sterrekunde J. F. Keyser (17661823, de
oom en pleegvader van Frederik Kaiser), een privaatonderwijzer
te Amsterdam.2) Uit zijne eigen geringe middelen verschafte hij
zich, wat aan de akademiën ontbrak: bruikbare kijkers en uurwerken,
en verrichtte daarmede wat aan de hoogescholen werd verzuimd.
Toen Krayenhoff optrad was van geene enkele plaats hier te
lande de ligging bekend, en de sterrekundigen aan onze hoogescholen
waren niet bekwaam om den genieofficier hierin te helpen.
N. van der Monde, Beschrijving van Utrecht 1846, deel 3 blz. 328.
Dodt van Flensburg. Geschiedkundig Archief 1843, II blz. 295.
l) Levensbeschrijving door G. Moll in K. en Letterbode Juni 1824, blz.
354, 371. In 1802 bepaalde hij de lengte van Amsterdam, die vóór dien tijd
nog 7'/j minuut onzeker was.