234 Het zou van groot belang geweest zijn als Krayenhof zich eenigen tijd bij Delambre in alle praktische details had kunnen bekwamen, maar hij kon het land niet verlaten en moest door eigen oefening de noodige vaardigheid verwerven. Want niemand hier te lande was met geodesische werkzaamheden vertrouwd. Sedert Snellius was in Nederland eigenlijk geen primaire triangulatie uitgevoerd. De verificatie van Musschenbroek stond beneden zijn tijd. Cassini III had wel een groot deel van België maar slechts enkele punten in Noord-Braband en Zeeland trigonometrisch bepaald 2) heeft gehad. Verdam beweert: „dat in 1801 de zwarigheden van weten- schappelijken aard voor Krayenhoff onoverkomelijk waren, dat de trian gulatie zonder de Gelder mislukt zou zijn en dat, ware de Gelder niet ontslagen, het werk reeds in 1804 voltooid had kunnen wezen." Dit alles is zeer overdreven, ja onjuist. De Gelder had in 1801 een paar kleine ver handelingen over geodetische onderwerpen in het licht gegeven, die wel van weing beteekenis zijn, maar op grond waarvan wij wel mogen aannemen, dat hij toen beter dan Krayenhoff op de hoogte van de theorie was. Maar van Swinden en de werken van Delambre verschaften Krayenhoff toch nog betere inlichtingen. De Gelder week in het begin van Delambre's voorschriften af, en kwam daardoor tot minder juiste uitkomsten, gelijk hem door Zach terecht verweten is. De Gelder schijnt zich meermalen over Krayenhoff beklaagd te hebben, maar wij moeten niet vergeten, dat hij met zeer vele menschen overhoop lag, b.v. met van Swinden en Schröder, welke laatste hem zelfs van kwade trouw en onwaarheid moest beschuldigen. De Gelder heeft Krayenhoff in 1802 bij de studie der werken van Delambre geholpen en was in datzelfde jaar zijn medewerker bij de metingen. Maar dit was niet genoeg om den wensch te rechtvaardigen, dat zijn naam nevens dien van Krayenhoff op den titel van het Précis zou staan. Krayen hoff heeft De Gelder herhaaldelijk (1803, 1812, 1839) met roem als zijn voornaamsten medewerker genoemd. Was dit te weinig? De Gelder was een vaardig en ijverig rekenaar, maar voor geodesische berekeningen is meer geduld en oplettendheid dan talent noodig. De Gelder had op eene andere wijze zijn naam aan het groote werk kunnen verbinden, namelijk door er in 1827 de nieuw ontdekte methode der kl. Q. op toe te passen. Maar van eene poging daartoe heb ik niets kunnen vinden. Op deze metingen berust de groote kaart der Oostenrijksche Nederlan den samengesteld door Ferraris, die wel fraai uitgevoerd maar over het algemeen weinig vertrouwbaar was. Zie Mémoires de l'Acad. de Belgique 1843 t 16 en Bulletins Nov. 1856 p. 436.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 256