235 Een behoorlijke kaart van Noord-Nederland bestond niet. Het wetgevend lichaam benoemde den 22 Augustus 1798 eene commissie om daarin te voorzien. Deze wendde zich tot Kray enhoff, en men kwam overeen om uit een groot aantal Provinciale en Gemeentelijke kaarten één geheel samen te stellen op den schaal 1: 115200. Den 10den October 1798 werd Krayenhoff uitdrukkelijk hiermede belast. Maar de zaak bleek onmogelijk te zijn: de verschillende materialen sloten volstrekt niet. Toen sloeg Krayenhoff zelf de hand aan het werk. In 1799 mat hij met een sextant een groot aantal hoeken op de voornaamste torens van Holland, Friesland, Groningen, Drenthe en langs de Zuiderzee. In Febr. 1800 mat hij over het ijs tusschen Monniken dam en Marken met een ketting een basis van 1500 Rh. Roeden (5650 M.) en leidde daaruit voor den afstand AmsterdamHaarlem 4457,9 Rh. R. at'. In den zomer van 1800 bepaalde hij te Urk door zonswaarnemingen het azimut van Enkhuizen, Staveren, Lemmer en Kampen. Met die nieuwe materialen vlotte de samenstelling der algemeene kaart beter. Maar in Nov. 1800 raadpleegde Krayenhoff van Swinden. Deze verklaarde hem de graadmeting van Delambre en Krayenhoff bemerkte daardoor hoe gebrekkig zijn eigen werk nog was. Met veel moeite wist hij de commissie bovengenoemd over te halen om hem tot eene meer nauwkeurige triangulatie te machtigen. Van Swinden had te Parijs op kosten van het Gouvernement een repetitiecirkel laten makendeze werd thans ter beschikking van Krayenhoff gesteld. Hij had het instrument nimmer gezien, maar door vlijtige oefening was hij er weldra geheel mede vertrouwd, en in 1801 mat hij 21 driehoeken, die te Zierikzee aansloten bij het net van P e r n y. Den volgenden winter, bij de berekening, bleek echter het net van Perny onvertrouwbaar te wezen; daarom besloot Krayenhoff om ook dit te verwerpen en van de waarnemingen van Delambre te Duinkerken uit te gaan. J. Perny de Villeneuve (geb. 1765) was als sterrekundige Later, bij de definitieve triangulatie, vond Krayenhoff voor dezen afstand 16789,3 M. 4456,5 Rh. R., dus 1,4 roeden minder en 7iiet 4 voeten gelijk Précis p. 3 staat. Over deze basis- en azimutmetingen is in de Leidsche manuscripten niets te vinden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 257