23
(vizieren) goed op het midden der torens, die zelf geen licht geven,
te richten en dat herhaalde instellingen niet op 1' sloten. S n e 11 i u s
klaagt over den harden wind en de lastige standplaatsen boven op
de torens, maar vooral over de moeielijkheid om de verafgelegen
punten te identifieeren. De voortdurende groote bezwaren brachten
hem dikwijls op het punt om zijne onderneming op te geven, maar
het groote nut der zaak hield zijn moed staande. Hij kende den
invloed der excentrische standplaatsen, maar rekende wegens de
vele andere fouten, het centreeren onnoodig.
Ik geloof niet, dat een zeer geoefend waarnemer van den tegen-
woordigen tijd, voorzien met dezelfde hulpmiddelen als S n e 11 i u s,
beter werk zou leveren dan hij. Eenige hoeken zijn verwonderlijk
juist afgezien; grove fouten vinden hunne verklaring in vergissingen
ten opzichte der torens. Krayenhoff kon van uit Utrecht
het Leidsche stadhuis niet met zekerheid bepalen.
Poolshoogten. Vergelijken wij de bepalingen van S n e 11 i u s p.
197 met die van Cassini II in 1697 en de berekeningen van
Krayenhoff, de beide laatste gereduceerd op de standplaatsen
van S n e 11 i u s, die te A,L en B respectievelijk -(-55,-4-95 en 33
R zuidelijker lagen dan de gelijknamige primaire driehoekspunten.
Snellius Cassini II en III. Krayenhoff
Alkmaar 52°40'30" 52°38'29"(-5") 52°37'53"(2")
Leiden (Snellius' huis) 52"10'30" 52 9 20 (4
Bergen op Zoom 51°29' 51 29'54'(+4-) 51°29 46"(4
De reeds aangebrachte reducties staan tusschen
Cassini III vermeldt, dat de waarnemingen van zijn vader
hoogstens op 10'' na te vertrouwen zijn. De berekeningen van
Krayenhoff verschillen slechts 1" van de latere waarnemingen.
Lulofs1) heeft gegronde aanmerkingen gemaakt op de constanten,
waarmede Cassini zijne waarnemingen gereduceerd heeft.
Wij weten niet op welke wijze Snellius de poolshoogten be
paalde. Van Leiden zegt hij, dat dit herhaaldelijk en op verschil
lende wijze, gedaan was. 1' viel alzoo binnen de grenzen der nauw
keurigheid, die hij onder de gunstigste omstandigheden bereiken
*)Johan Lulofs: Natuur- en Wiskundige Beschouwinge des Aard-
kloots. Leiden 1750, blz. 71, 72.