259 soort werd door Cassini en Legendre gebruikt. Het voldeed uit nemend. Méchain had evenveel tijd noodig voor ééne waarneming met zijn quadrant van 80 c.M. radius, als zij voor ééne serie van 20 repetities. De quadranten, wier excentriciteit, verdeelingsfouten en asymmetrischen bouw allicht eene onzekerheid van 10" overlieten, zijn sedert dan ook voor geodesische waarnemingen niet meer gebruikt. De grootere nauwkeurigheid der waarnemingen had recht op meer verfijnde rekenwijzen. De fransche geleerden begonnen het spherisch exces in hunne berekeningen op te nemen en Legendre ontdekte zijn beroemd theorema. In 1792 begon de graadmeting van Méchain et Delambre. Wegens hare groote lengte, de zorgvuldigheid en nauwkeurigheid der uit voering en berekening en de volledigheid waarmede zij is gepubliceerd, zal dit werk ten allen tijde een historisch gedenkstuk blijven. Het staat ongeveer evenveel boven de meting van Lacaille als deze boven die van Snellius. Men mag betwijfelen of een zoo belangrijke voor uitgang voor de derde maal mogelijk zal wezen. Delambre mat twee bases: één bij Perpignan van 11706,4 M. lengte en één bij Melun (10 uren zuid van Parijs) 11832,4 M. lang. Het basisapparaat was uitgedacht door Borda. De vier meetstaven bestonden uit een onveranderlijk materiaal, namelijk platina. Men plaatste ze op een kleinen afstand vóór elkander omdat bij alle vroegere metingen de achterste staaf door het aanleggen der volgende een weinig terug gestooten werd. Er werd voor het eerst zorgvuldig rekening gehouden met de temperatuur, de uitzetting en de helling der staven. De eindpunten der bases werden duurzaam vastgelegd. Daar elke basis slechts ééns gemeten is, weet men niet heel goed welke nauwkeurigheid bereikt is. Delambre schat ze op 1/200 000ste. Voor alle hoekmetingen, zoowel geodesische als astronomische, werd van repetitiecirkels gebruik gemaakt. De nauwkeurigheid be droeg omstreeks 1", dat is nog iets beter dan Roy met den grooten theodoliet. De azimuts rekent Delambre op minstens 6" nauwkeurig, Voor het herleiden der hoeken tot den horizon en tot de koorden gaf Delambre geschikte tafels. Ten opzichte van het centreeren nam hij eene zorgvuldigheid in acht, welke die der vroegere waarnemers verre overtrof. Hij verbond aan de graadmeting een trigonometrisch nivellement en reduceerde alle zijden tot het oppervlak der zee.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 281