269 Ook hieruit volgt dat er 162 driehoeken moeten wezen. De beide kortste zijden (in drieh. n03 53 en 79) zijn 9,623 K.M. lang. De langste zijde (in n<> 15) is 50,721 K.M. Daarop volgt, in n° 87 een zijde van 45,885 K.M. Nog vier andere zijden, in nos 16, 21, 49 en 103, zijn langer dan 40 K.M. Verder heeft men: Lengten Buitenzijden Binnenzijden 9,623 K.M. 2 10—19 14 20—29 28 30—39 15 40—46 50,721 1 te zamen 1504 K.M. Gemiddeld per zijde 25,07 38 120 50 5 5483 K.M. 25,74 De gezamenlijke lengte van alle zijden is 6987 K.M. of de gemiddelde lengte van ééne zijde 25593 M. De diagonalen der zuiderzee zijn allen meer dan 40 K.M. lang. Driehoeken. De 162 driehoeken zijn genummerd 2 163; no. 1 is de noordelijkste driehoek van Delambre, door Krayenhoff als uitgangspunt gebruikt. 51 Dezer driehoeken hebben geen hoekpunten aan de buitenzijde van het net; 49 hebben ée'n buitenhoekpunt; 46 hebben twee buitenhoekpunten (hiervan 8 zonder en 38 met ééne buitenzijde); 16 hebben drie buitenhoekpunten (hiervan 10 met éen en 6 met twee buitenzijden.) De grootte der driehoeken beoordeelt men het gemakkelijkst naar hun spherisch exces. Dit bedraagt bij de berekeningen van Krayenhoff 1" voor een oppervlak van 196,57 K.M2. De kleinste driehoek, n°. 53, heeft een spherisch exces van 0",265; de grootste, n° 86, van 3", 142. De driehoeken n03 16, 28, 49 en 87 hebben ieder een sph. exces van 2",6. 2-10 9",280 61 - 70 12",542 121 130 12",243 0" 0",5 2 11-20 18,014 71 - 80 12,623 131—140 12 ,055 0,5—1 ,0 42 21—30 19,227 81 90 16,671 141 150 11 ,927 1,0—1 ,5 63 31—40 15,948 91 —100 11,035 151 163 14 ,570 1,5—2 ,0 36 41—50 12,821 101 -110 13,014 te zamen 217 ,167 2,0—2 ,5 14 51—60 12,315 111 -120 12,882 per drieh. 1 ,340 2,5-3 ,2 5 Het oppervlak van één driehoek is dus gemiddeld 263,50 K.M2. en van het geheele net 42687,5 K.M2. nos. drieh. Som Sph. Exc. nos. drieh. Som Sph. Exc. nos. drieh. Som Sph. Exc. Sph. Exc. Aantal.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 291