278
jaren 18021808 werden voor eiken hoek gemiddeld bijna drie
serieen gemeten en in 1810 en 1811 omstreeks vijf serieen. Er
blijven, na aftrek der te verwerpen serieën, voor de metingen a
niet veel meer dan twee per hoek over, dus de nauwkeurigheid van
het gemiddelde omstreeks 0",6. Hierbij komen nog de fouten,
buiten het instrument. De torens waren niet altijd geschikt voor
scherpe instellingen 1), de spitsen helden dikwijls over en vooral de
schijngestalten door ongelijke verlichting moeten zeer hinderlijk ge
weest zijn. Deze laatste bezwaren vallen bijna 2) geheel weg, wan
neer lampen of heliotropen de richtpunten zijn. Maar er moeten
nog meer oorzaken van fouten wezen, anders zou men met de tegen
woordige hulpmiddelen gemakkelijk eene veel grootere nauwkeurig
heid dan 0",5 kunnen bereiken, en toch is deze slechts bij uitzon
dering overtroffen 3).
Vooreerst kan het instrument tot constante fouten aanleiding ge
ven. Struve e. a. hebben bij hunne repetiti^theodolieten het zooge-
hieruit hoe gering en onzeker het voordeel is. Het vereischt de kennis van
de verhouding der nauwkeurigheid van de aflezing en de instelling. Bessel
bepaalde de laatste uit waarnemingen op weinige meters afstand, maar be
merkte later, zeer tegen zijne verwachting, dat op groote afstanden de nauw
keurigheid veel geringer iseene ondervinding die Schreiber later ook
opgedaan heeft.
In 1802 was die te Rotterdam niet voorzien van een signaal; dit is de
eenige reden die Kr. opgeeft voor de herhaling der hoeken c in 1810.
2) Gauss (Briefwechsel mit Schumacher II, s. 30) ondervond, dat ook een
heliotroop schijngestalten kan vertoonen; en Bessel verkoos voor afstanden
beneden 30 40 K.M. signalen boven heliotropen (Gradmessung in Ostpreus-
sen, s. 66).
3) Het Wesernet, in 1886 en 1887 gemeten door de Preussische Landes-
aufnahme, telt 38 drie- en veelhoeken, en de m. van één hoek uit hunne
sluitfouten berekend is 0",49. Bij twee driehoeken is de sluitfout grooter
dan 2". Onderzoekt men enkel de waarnemingen op één station verricht,
dan is de m. f. veel kleiner, en zoodra zulk een net bij andere aangesloten
moet worden, waren de correcties, die de hoeken ondergingen, veel grooter
dan 0",5. Vergelijk ook Jordan-Steppes I, s. 134137. Zoodra de hoeken
tot driehoeken verbonden worden, vertoonen zich fouten, die te voren niet
opgemerkt werden, en door de „polygonanschluss" komen er weder nieuwe
fouten bij.