279 naamde glijden opgemerkt, waardoor de uitkomsten te klein moeten worden. Naar de meening van Bessel behoeft een goed vervaardigd instrument dit gebrek niet te bezitten. Gauss ondervond het in de laatste jaren zijner meting, toen het instrument wat uitgesleten was. Of de repetiti^cirkels deze constante fout ook bezaten, valt moeielijk uit te maken. Bij de waarnemingen van Delambre (zie blz. 264), is de constante fout uit de sluitfouten der driehoeken afgeleid 0", 13bij Me'chain 0",36, bij Krayenhoff 0",001 en bij Krayenhoff uit de rondmetingen -t- 0",06. Het is dus niet waar schijnlijk, dat bij de cirkels van den laatste de hoeken met deze glijdingsfout behept waren. Het bezit van twee kijkers behoedt voor onderscheidene fouten, waaraan theodolieten wel onderhevig kunnen zijn, en die door de bewegelijkheid van den pijler, den lim bus enz. veroorzaakt worden. Een bron van fouten, onafhankelijk van het instrument, is de zij- delingsche straalbreking. Over dit onderwerp wordt zeer ongelijk geoordeeld. Gauss was in 1825, na zijne metingen in O. Friesland, volkomen overtuigd van het bestaan der laterale refractie. Struve heeft ze in 1829 willen berekenen, Jordan heeft haar bestaan krach tig verdedigd. Daarentegen steekt Schreiber er den draak mede, en beschouwt ze alleen als een uitvlucht en zondenbok voor slechte waarnemers. Perrier bemerkte er niets van bij zijne vizierstralen van 270 K.M. Er kan dunkt mij geen redelijken twijfel aan wezen, of zijdeling- sche lichtbreking bestaat. Een verschillende dichtheid (drukking en temperatuur) der lucht in horizontalen zin komt gewoonlijk voor. Geheel locale onregelmatigheden door schoorsteenen, zandvlakten enz. kunnen de afwijking zeer groot maken. De beelden van torens ver- toonen volgens Delambre meermalen de wonderlijkste verschuivin gen. Baeyer bemerkte belangrijke zijdelingsche afwijkingen van heliotropenlicht. Hiertegen kan men zeggen: ik observeer alleen als de luchtsgesteldheid gunstig is, en als de beelden rustig en scherp zijn, zal er ook wel geen laterale refractie wezen; of: de afwijkingen vallen even dikwijls in den eenen als in den anderen zin uit en verdwijnen dus uit het gemiddelde. M. i. verdiende de zijdeling sche straalbreking een veel nauwkeuriger en uitvoeriger studie, dan haar tot nog toe ten deel is gevallen. Maar het onderzoek naar

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 301