281
linker voorwerp en dit a K.M. verwijderd, dan zal de hoek 9",3/a
te groot gevonden worden, en is de kijker op het rechter voor
werp gericht, 9 3/a te klein. Na een even aantal repetities is de
geweest zijn, voor den hoek Amsterdam in driehoek no. 64, b.v.
0", 13. Deze excentriciteit heeft geen invloed op de sluitfouten der
rondmetingen en der driehoeken, maar wel is zij zeer merkbaar in
de zijdenvergelijkingen.
Voor de azimutbepalingen volgde Krayenhoff tot 1810 de methode
van Delambre: meten van den hoek tusschen een toren en de zon.
Deze scheeve hoek werd tot den horizon herleid; het azimut der
zon volgde uit het tijdstip der waarneming. Zeer nauwkeurig was
deze methode niet en zij veronderstelt groote vaardigheid bij den
waarnemer en nauwkeurige kennis van de straalbreking. Kray. heeft
een groot aantal van deze waarnemingen gedaan, o. a. op den
Hettenheuvel, maar ze ten slotte allen verworpen. Te Amsterdam
en te Jever gebruikte hij een grooten kijker, draaibaar om een
horizontale as; deze wordt gericht op het aardsche voorwerp, dan
hooger gericht en de tijd bepaald, waarop de zon door. de verticaal
van dat voorwerp gaat. Deze methode, door Kr. zelf uitgedacht, is
goed gevonden, maar staat toch verre ten achter bij de tegenwoor
dige handelwijzen, (afkomstig van Roy) waarbij men op de sterren
(meestal de poolster) richt. Maar de kijkers van Kr. waren te zwak
om bij dag de poolster te kunnen zien, en bij nacht zou een lamp
op het aardsche voorwerp noodig geweest zijn. Ook was de plaats
der poolster 4s en die der zon slechts Os, 67 onzeker.
Is fout in den waarnemingstijd geeft met de zon reeds 10" fout
in het azimut, en dus is het niet te verwonderen, dat de waarne
mingen van Krayenhoff onderling een enkele maal 30" tot 60" af
wijken.
18. Astronomische Uitkomsten van Krayenhoff. Nauwkeurigheid
der hedendaagsche Waarnemingen.
Vóór Méchain et Delambre mat men de poolshoogte (breedte) met
behulp van groote quadranten en reusachtige sectors. De Fransche
In den regel zal hij alzoo zeer klein