282
astronomen voerden den repetitiecirkel in, welke een tijd lang op het
vaste land van Europa zeer in aanzien was, maar in Engeland nim
mer bijval gevonden heeft. In Engeland gebruikte men den zenith-
sector van Ramsden, welk instrument als het wonder van zijn tijd
is geroemd. Toen door Reichenbach te München, Repsold te Ham
burg, e. a. de kunst om nauwkeurige randverdeelingen te maken tot
een groote hoogte was gebracht, werd de repetitiecirkel ook op het
vaste land vervangen door het universaalinstrument en den meridi
aancirkel.
In het eerste vierendeel dezer eeuw was de poolshoogte der be
roemdste observatoria nog één of meer secunden onzeker x). Zoo
werd voor de breedte van Greenwich „une des plus sures que
l'on connaisse dans l'univers entier" in 1810 51°28 40 aangeno
men en thans heet zij 38",8. Parijs heette in 1810: 48°50T4";
thans 11",5. Voor Göttingen vond Gauss in 1820 51 31 50,0 en
in 1828 47",85; thans 48",43. Zelfs Königsberg, waar de groote
Bessel waarnam, is niet onveranderd gebleven: in 1815 heet het,
dat men met 54°42'50",0 „gewiss ist nicht 7/ zu irren", in 1820
vindt dezelfde onovertroffen nauwkeurige waarnemer 50 ,7.
In Nederland heeft men bijna 100 jaren lang geteerd op de be
palingen van Cassini. In 1801 vond Triesnecker 2) door berekening
van de beste toen bekende waarnemingen voor de breedte en lengte,
te Leiden, obs. br. 52°8'30", thans 9'27"; lengte 2°6'14", thans 8 W',
voor die te Utrecht, domtoren br. 52°5 41 thans 28 lengte 2 44 23
thans 47'3".
In 1803 bewees Krayenhoff door zijne bepaling, dat de breedte
van het observatorium te Utrecht 18 kleiner was dan men toen
aannam. Zie ook blz. 232.
Krayenhoff ging aanvankelijk uit van de breedte van Duinkerken
en het azimut te Watten, beide in 1796 en 1793 door Delambre
bepaald. Tableau IV van het Précis berust op deze twee gegevens.
Hij beschouwde zijn eigen bepalingen oorspronkelijk alleen als con-
Door Zach is dit uitvoerig en bij herhaling aangetoond, o. a. Monat-
liche Correspondenz 1804, Bd 9 s. 270285 en Correspondance Astronomi-
que 1823 t. 8 p. 32 en t. 11 p. 30.
2) Allg. Geographische Ephemeriden, 1803, Bd 11 s. 658. Zie ook Mo-
natl. Corr. 1803, 8, s. 503, 352.