295 van Lobatto (1826) vond hij voor de geographische ligging van Delft 52°0'48" en 2°1'31",5 O. van Parijs; op de topographische kaart las hij af: 52°0'46" en 2°1'30". De ligging van het observatorium, volgens de eigen waarnemingen van Kaiser en zijne medewerkers, was 52°9'20" en 2°8'44" en zoo besloot Kaiser: dat het verschil in breedte 8'32" of 8'34" en dat in lengte 7'12",5 of 7'14" is („also die Charte in Uebereinstimmung mit Lobatto"). Uit deze verschillen berekent Kaiser nu, met de constanten van Bessel, den afstand van DelftBecker 17905,8 M. Maar het berekende azimut sluit niet met het gemeten, „und die Entfernung zwischen dem Thurm von Delft und der Drehkuppel der Sternwarte ist auf 100 M. unsicher geblieben." x) Uit de geographische coördinaten van Krayenhoff (Topographische Waarnemingen) en die der M. B. is de afstand Leiden—Delft vrij nauwkeurig te berekenen, maar natuurlijk moet men dan: 1° ook voor Leiden de br. en 1. van Kr. aannemen, en 2° rekenen met de aard- afmetingen die Kr. gebruikte. Kaiser vond voor de herleiding tot den Koepel alzoo 39",04 met eene onzekerheid van 0,23. De convergentie der meridianen heeft hij vergeten. Zijn resultaat had moeten luiden: 28°7'36",92 0",29. Het is moeielijk om bij de berekening van een azimut meer soor ten van fouten te begaan. Maar ook de bepaling zelf is niet geheel vertrouwbaar. 1° was het geen gelukkig denkbeeld om een standpunt te kiezen, dat van buiten nergens zichtbaar is. 2° men richtte op de zonnestralen, die door den vergulden bol van den toren te Delft werden teruggekaatst. Noch de middellijn, noch de rondheid van dien bol zijn voldoende bepaald. 3° de toren is later door den bliksem getroffen en hersteld; in 1881 rekende men daarom een nieuwe bepaling noodig (Publications etc I. p. 1). 4° Prof. Bakhuijzen be merkte spoedig na zijn komst in Leiden (1873;, dat het universaal- instrument van Becker een gebrek bezat, hetwelk reeds in 1860 bestaan moet hebben, en dat „het azimut van Delft door die fout vele secunden onjuist kan zijn, en dus noodzakelijk moet herhaald worden".2) Zou men in het buitenland werkelijk geloofd hebben, dat de afstand tusscnen twee der oudste steden van Holland in het jaar Onzes Heeren 1870 nog 100 M. onzeker was? 2) Verslag van den staat der sterrenwacht te Leiden, 1872/3 blz. 16,18. 1873/4 blz. 15. Annalen IV s. II.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 317