314 dat de splitsing in een eigendoms- en een belastingkadaster eene wijziging zoude noodzakelijk maken in ons burgerlijk recht; en de zaak dus eigenlijk bij het Departement van Justitie tehuis behoorde. De heer Boer bestreed dit gevoelen. Hij gaf te kennen, dat bij de herziening van ons B. W. wel is waar reke ning dient gehouden te worden met de beteekenis van het kadaster met be wijskracht, en deelde mede dat Mr. van Meerbeke hem geschreven had, de zaak bij de comissie tot herziening van het B. W. tot een onderwerp van overweging te zullen maken doch dat voorloopig op de artt. 1952 1958 B. W. kan worden voortgebouwd. Ter opmaking van het kadaster op de gewenschte grondslagen behooren echter wettelijke voorschriften gegeven te worden, die natuurlijk zouden moeten uitgaan van het Departement waaronder het kadaster ressorteert. De Minister was van oordeel, dat in ieder geval de vernieuwing der secon daire driehoeksmeting moet voorafgaan, in welk gevoelen hij steun vond bij den heer Boer, die den tijd noodig voor de uitvoering dier driehoeksmeting liefst beschouwd zoude zien als voorbereidingstijd, om tot nieuwe juridische grondslagen te geraken. De Minister sprak ook over de hooge kosten van de invoering van een eigendomskadaster, en deelde mede dat hem aan zijn Departement een enorme som was genoemdwaarop hij den heer H e s s e 1 s vroeg, of deze wel eens eene raming had gemaakt. De heer Hessels beantwoordde dit ontkennend, doch noemde den Minister het kostenbedrag der invoering van een eigendomskadaster van Genève, van het kanton Waadland en van Hessen. Daarop gaf de heer Boer den Minister het cijfer op dat als raming voor Frankrijk was bekend gemaakt, zijnde 350 millioen francs; waarop de Minister mededeelde dat hem voor Nederland 40 millioen gulden was genoemd. De heer Boer was van oordeel dat de helft van dat bedrag nader bij de waarheid zoude zijn. De Minister meende dat men bij eene vergelijking met Frankrijk er op rekenen moet, dat daar meer onbebouwde gronden zijn; hetgeen de op merking deed volgen, dat anders de som voor Nederland nog veel kleiner zoude zijn. Nadat de Minister met belangstelling had geluisterd naar de uiteenzettingen van de heeren Hessels en Boer, over de kosten aan de invoering van het voorgestelde kadaster verbonden, waarbij laatstgenoemde stilstond bij de delimitatie, die volgens zijne ondervinding te Utrecht, niet zooveel tijd in beslag neemt als Wel gedacht wordt, sprak zijne excellentie over het be staande kadaster, en deelde mede, dat naar hij gehoord had, vele kaarten, vooral van polders nog zeer goed waren. Hierop deelde de heer Boer mede, dat ook bij de Vereeniging geen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 338