44 tuigen kunnen, boven de Delta uit twee rijen bestonden, de eene rechts, de andere links van den Nijl, terwijl ieder gewest zich van het oosten naar het westen uitstrekte. Hetzelfde stelsel van belastingheffing bestond in Indie, waar de districts bestuurder Zamyndar genoemd werd, en het heerschte in Perzie waar men den drager dier waardigheid D i h q a n noemde. Om het bedrag der belasting van ieder district (gewest) te bepalen had de regeering slechts de lengte langs den meridiaan en de gemiddelde breedte van het oosten naar het westen te meten, het produkt dier grootheden be paalde den vlakteinhoud. Wenschte men de lengte van het geheele land van het zuiden naar het noorden te kennen, dan behoefde men slechts de lengten der ten oosten van den Nijl gelegene districten bij elkaar te tellen, die van de westelijke rij leverde dan tevens de controle op deze bewerking. Het landmeten werd in de oudheid niet alleen door Egytenaren, maar ook door minder beschaafde volken beoefend. Zoo hebben de Arabische Horden, die toch grootendeels nomaden waren en uit de woestijn noch van den veldarbeid noch van finantie-administratie begrippen medebrachten, een paar jaar nadat zij Babylonie veroverd hadden, het land opgemeten. Kalif O m a r I zond te dien einde Othman ben Honahfuit Medina daarheen, die na opmeting bevond dat de provincie 125 farsangen lang en 85 breed was. Herodotus, de oudste geschiedschrijver, „de vader der geschiedenis" genaamd (f 408 V.C.) vermeldt de in Egypte bij het landmeten gebruike lijke lengtematen. Zonder twijfel bestond in het geheele Oosten hetzelfde metrieke stelsel wat wij bij de Arabieren vinden. Als oorspronkelijke maat hadden de Arabieren de Kubit, de lengte van den voorarm van de vingertoppen tot aan het eind van den elleboog, en de vingerbreedte. Onder vingerbreedte werd verstaan het vierde deel van de handpalm d.w.z. van den wijs-, midden-, ring- en kleinen vinger te zamen. De Kubit was gelijk aan 24 vingerbreedten of 6 palmen. Als gevolg van de onzekerheid van bovengenoemde maten werden de lengtematen steeds door overeenkomst of wetten vastgesteld. Hoewel de eerste Muzelmannen niet zeer bedreven waren in het omgaan met die maten, toch stelde Mohamed, toen hij zijne vaderstad veroverd had, een marktmeester aan het eenige ambt waarmede de Mekkaners belast werden wiens taak het was toezicht op de maten en gewichten te houden. In den tijd van de kalifen richtte zich de wettelijke bepaling van den Kubit en van de vingerbreedte naar de Byzantijnsche el en voor Babylonië

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 50