dan ook niet lang een geheim voor een volk wier wetenschappelijke ontwik keling in de kennis der wis- en natuurkunde voor dien tijd reeds zulk een hoogen trap van volmaking had bereikt. Het was geheel in den geest der oude Pyramidenbouwers, met geen ander doel dan om dit natuurverschijnsel aan te toonen, te Syene dat bij Elephan tine (thans Dschesiret-Assuan) op den keerkring ligt, eene bron te graven, die in de oudheid zeer beroemd was en waaromtrent door vele schrijvers en wel voornamelijk door Plinius belangrijke mededeelingen zijn gedaan. Hoewel het moeielijk is met juistheid nategaan wanneer de bron door de Pharaos gegraven is geworden, zoo kunnen wij toch wel besluiten uit de berekeningen van Lagrange dat dit ruim 600 jaar V. C. moet hebben plaats gehad. Syene toch ligt op eene breedte van 24e5m233 en de helling der ecliptica bedraagt tegenwoordig 2.3e27m329, staat dus de zon zoo nabij mogelijk boven Syene, zoo is zij er altijd nog bijna 38m van verwijderd, en in eene bron van eene diepte van 24 toisen zou altijd nog eene schaduw geworpen wor den van een voet lengte. Volgens Lagrange was de helling der ecliptica in vóórhistorischen tijd 2000 V. C. het grootst en wel 23g53m, ook toen zou de zon dus niet boven Syene culmineerendaar zij echter eene middellijn van 32m heeft, zoo stond de noordelijke rand in ieder geval boven Syene totdat de helling der ecliptica tot op 23g51m verminderd was, wat ongeveer 700 V. C. het geval moet zijn geweest. Tot op dat oogenblik werd de geheele bron eenmaal in het jaar verlicht, na dien tijd moest de zuidkant langzamerhand meer en meer beschaduwd worden. Doordien de zon zich als eene schijf voordoet was ook de schaduw van den zonnewijzer iets korter, dan het geval zou zijn geweest, indien zij zich als een punt vertoonde. Wij kunnen gerust aannemen dat het gebruik van het zonneuurwerk bij de oude Egyptenaren bekend was, de Chineezen toch hebben reeds onge veer 1100 V. C. dit instrument gebezigd tot het meten van zonshoogte. Wanneer wij de aan Eratosthenes toegeschrevene onderneming der meting van den omtrek der aarde van hare fout ontdoen en 4 of 500 jaren anti- dateeren, dan gingen de Egyptenaren als volgt te werk. In Syene groeven zij de bron en op het oogenblik dat de zon schijnbaar boven die plaats culmineerde, namen zij 7®12m noordelijk daarvan dus op eene breedte van 31g17m233 in Chemnis den zenithsafstand waar, en vonden dat de boog tusschen die plaatsen het 50ste gedeelte van den geheelen omtrek uitmaakte, zij vermenigvuldigden dan den afstand die, wanneer Eratosthenes het getal niet afgerond heeft, 125 schöni bedraagt, met 50 en vonden voor den omtrek der aarde 6250 schöni. 47

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 53