Hipparchus (160-125 V. C.) spreekt van eene verdeeling van den boog van den equator tot de pool in 15 Sexagesima (6 graden op eene Sexa gesima). Dat Eratosthenes ook van de verdeeling in 360 graden gebruik heeft ge maakt voor de geographie, is onwaarschijnlijk, zooals Berger uit de nage zochte bronnen meent te moeten opmaken. In zooverre schijnt de Alexandrijnsche geleerde, die in zijne woonplaats alles wat de wetenschap van dien tijd bezat, vereenigd had, onder Ooster- schen invloed te zijn, dat eene verdeeling van den cirkel in zestig gelijke deelen aan zijne metingen ten grondslag lag. Hieromtrent bestaat onder de mededeelingen van de astronomen Achilles, Tatius en Geminus, den geograaf Strabo en den lateren Romein- schen schrijver Macrobius in zijn ,/Iraum des Scipio geen twijfel. De laatste vangt zijne beschrijving betreffende de indeeling der aarde in luchtstreken en klimaten aan met den zin „Iedere groote cirkel der aarde wordt door diegenen die den omtrek nauwkeurig opgemeten hebben, in 60 gelijke deelen verdeeld." Of hij daarmede op dezelfde werkzaamheden van Eratosthenes heeft willen zinspelen of dat de in 60 deelen verdeelde cirkel reeds in de Grieksche we tenschappen werd aangewend, moeten wij in het midden laten, ons zij het genoeg indien wij weten welke cirkelverdeeling bij den arbeid van den Alexandrijnschen wiskunstenaar als maat gediend heeft. Thans rijst de vraag naar welke grondregels en met welke hulpmiddelen Eratosthenes zijne meting heeft verricht. Op de oppervlakte der aarde worden twee juist op den zelfden meridiaan gelegen plaatsen gekozen, wier zenithsafstanden juist één graad van elkander verwijderd zijn, even groot is dan natuurlijk het verschil hunner geographi- sche breedte. Het astronomisch gedeelte van het vraagstuk is hiermede afgedaan, geo detische verrichtingen moeten nu het overige bepalen, namelijk hoe groot de lineaire afstand van beide plaatsen op de aardoppervlakte is. Deze afstand met 360 vermenigvuldigd geeft dan de grootte van den om trek eens grooten cirkels wiskunstig zuiver aan. Men spreekt tegenwoordig ook van „graadmeting" wanneer de zeniths- afstand van twee plaatsen niet juist één graad, maar een willekeurig aantal graden bedraagt, b.v. a°, want heeft men weder door lengtemeting den recht- lijnigen afstand l der plaatsen bepaald, dan heeft men voor de berekening van den omtrek der aarde de eenvoudige evenredigheid 0:1 360 a. In dezen zin moet ook de meting van Eratosthenes opgevat worden. Zien wij thans hoe Eratosthenes te werk ging. Van het astronomisch ge deelte geeft ons de beste uitlegging het uitvoerig bericht van Kleomedes. De stad Syene, zoo vangt hij aan, ligt volgens algemeene meening juist op 52

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 58