58 stand maar op goed geloot aan de luchtstreken-theorie hebben aangenomen. Hoe lichtvaardig deze groote philosooph over een belangrijk vraagstuk als den omtrek der aarde oordeelde, blijkt ook daaruit dat hij drie waarden daarvoor billijkte n. m, 252.000, 240.000 en 180.000 stadiën. Een dergelijk verschil van inzichten schijnt ook na Alexander den Grooten geheerscht te hebben, men schatte den grooten cirkel op 400.000, 300.000 en op 250.000 stadiën. Archimedes (211 V. C) heeft gezegd: „eenigen trachten aan te too- nen dat de aarde een omtrek van 300.000 stadiën heeft, ik echter wil vrij geviger zijn en het tienvoud of 3.000.C00 stadiën aannemen. Het schijnt dat de mannen, die hij op het oog had, aan eene waarde van den schönus hielden, die hij in Dodekaschönus werkelijk had n.m. 48 stadiën want 6300 X 48 302400. De door Posidonius ondernomen graadmeting is in zooverre van belang, wijl de Arabieren de door hem gevondene waarde voor den omtrek der aarde aannamen, en het kan bewezen worden, dat hij deze waarde in Baby- lonie nog 300 jaren n. C. had. Misschien is dit ook de waarde die Hipparchus als resultaat „der latere meting" aanziet. Ten tijde van Posidonius waren er reeds geographen die aan den omtrek der aarde slechts 180 000 en bijgevolg aan den graad 500 stadiën toekenden. Ptolomeus moet deze waarde aangenomen hebben, daar na hem uitgevoerde metingen ontbreken hij rekent namelijk zoowel de Egyptische Schönus als de Perzische farsange op 30 stadiën, wanneer nu de aarde volgens de Egyp- tenaren 6300 schöni in omtrek had, dan maakte dit wel is waar 189.000, men liet echter de 9000 stadiën weg, daar 500 stadiën voor den graad een gemakke lijker cijfer was dan 525, en op eene kleinigheid als 25 meer of minder kwam het bij de ouden niet aan. Ook maakte Ptolomeus evenals meer andere geographen geen verschil tus- schen Olympische en Egyptische stadiën, en hij houdt het weguur (Schönus) der Egyptenaren en dat der Perzen (farsange) voor even groot, toch blijkt juist uit zijne kaart dat in sommige landen (o. a. Egypte) de lange stadie en het lange weguur (van 30 lange stadiën), in andere (Griekenland en Perzie) de korte stadie en het korte weguur (van de 30 korte stadiën) gebruikelijk waren. Deze omstandigheid noodzaakte hem in Perzie en de Oostelijke landen, waar hij wellicht geene enkele nauwkeurige waarneming bezat, de afstanden aanmerkelijk te vergrooten, waardoor de lengten in verhouding tot de breed ten meer dan het dubbele van de natuurlijke grootte werden. Die misvormin- Evenals Archimedes aannam het aantal zandkorrels te berekenen, dat onze aarde zou bevatten (Arenarms p. 349), raamde hij ook het stadienaantal voor den omtrek.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1889 | | pagina 64