Het is juist dat de stadie 400 Grieksche ellen is, hiermede worden echter
kubieten van 205 Parijsche lijnen bedoeld, waarvan er 4000 op de Perzisch-
Arabische mijl en 12000 op de farsange gaan, en niet koningsellen van 273
Parijsche lijnen waarvan er 3000 eene mijl en 9000 eene farsange vormen.
Waarschijnlijk veranderden de Oostersche volken door eene verwisseling
der maateenheid de 180.000 stadiën van Ptolomeus in 8000 farsangen, hunne
bewering dat zij deze waarde voor den omtrek der aarde aan Ptolomeus te
danken hebben, heeft dan ook reden van bestaan.
Neemt men de beide uittreksels van Nagut uit Ptolomeus met eene plaats
van Masudy te zamen dan blijkt daaruit dat de samensteller van de „Algamest''
bekend was met de Perzisch Arabische lengtematen en daarin de grootte der
aarde uitgedrukt heeft.
Kalif Mamoen (25 Sept.813 8 Aug 833) liet eene graadmeting
uitvoeren, die met zeer veel zorg verricht moet zijn.
Hoewel de berichten omtrent de bizonderheden dier meting niet altijd
even treffend overeenstemmen, is het toch zeker dat er metingen werden
uitgevoerd in de Mesopotamische vlakte bij Singar.
Men nam aldaar in eene plaats de poolshoogte waar, eene afdeeling astro
nomen mat van dit punt uit een graad naar het noorden, eene andere naar
het zuiden.
Gelijktijdig werden dergelijke werkzaamheden bij Tadmor (Palmyra)
uitgevoerd.
Als resultaten dier metingen vond men 57 mijlen; Masudy vond 56 en
Ibn Nunos 56Yl mijl voor den graad.
Van die uitkomsten nam men het gemiddelde 56^ mijl voor den graad.
Volgens eene door onzen landgenoot Snellius verrichte herleiding zou de
gevonden omtrek der aarde 21261786 toisen of uitgedrukt in meters 41440000
bedragen en alzoo 3, 6 afwijken van de later (1799) gevonden waarde.
De Arabieren moeten met groote nauwkeurigheid de poolshoogte van
plaatsen bepaald hebben, uit de overeenstemming der gemeten lengten (zij
maten in het geheel 60 Duitsche mijlen) zou men allicht hooge waarde aan
de uitkomsten dier graadmeting hechten, ware het niet, dat vorengenoemde
resultaten slechts eene kleine breuk afweken van die door Posidonius ge
vonden, die de Arabieren aan Ptolomeus toeschrijven, en de metingen van
dien geleerde zooals wij zagen geen vertrouwen verdienen. Het is daarom
waarschijnlijk dat de hofastronomen van Mamoen die de metingen bij Palmyra
62
De Arabische astronomen bezigden voor het meten van poolshoogten kwadranten van
180 voet straal, door eene kleine ronde opening in het middenpunt viel het zonlicht op
den verdeelden cirkelrand (Humboldt im Kosmos Bd. III 9. 117) In het algemeen trachtte
men in de oudheid de onnauwkeurigheden in de randverdeeling door eene grootere afme
ting van het instrument te compenseeren.